3.3 vwo 2 woordvorming

3.3 

woordvorming
1 / 10
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 10 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

3.3 

woordvorming

Slide 1 - Slide

Lesdoelen
  • Terugblik
  • Aan het eind van de les weet je wat wat morfologie is
  • Aan het eind van de les weet je wat een samenstelling is
  • Aan het eind van de les weet je wat een morfeem/geleed woord/ongeleed woord is
  • Aan het eind van de les heb je geoefend met woorden 1 en 2

Slide 2 - Slide

Morfologie
= de studie naar de bouw van woorden

woordvorming= manier waarop we woorden maken

Bij een samenstelling combineer je twee woorden die ieder op zich ook weer uit meer woorden kunnen bestaan
bijv: deurbel-> deur + bel

bij een afleiding-> voeg voor- of achtervoegsel toe

Slide 3 - Slide

Morfeem
Morfeem = het kleinste betekenisdragende deel van een woord
Door het toevoegen van morfemen, verandert de betekenis van het woord.

talentjes -> talent  +  je  +  s
talent=gave
je= kleine versie van het ZN (talent in dit geval)
s= meervoud van het ZN (talent in dit geval)

Slide 4 - Slide

gelede woorden -> bestaan uit meer morfemen
het woord dat het belangrijkste is binnen een geleed woord, noem je grondwoord -> talentjes

ongelede woorden-> bestaan uit 1 morfeem
vb groen, talent

Slide 5 - Slide

Geleed (uit welke delen) of ongeleed?

banaan
kastje
deur
spinazie
gevaarlijk

Slide 6 - Slide

Opdracht: geleed of ongeleed?

Banaan                     banaan                ongeleed
Kwastje                     kwast+je             geleed
Deur                            deur                      ongeleed
Spinazie                    spinazie              ongeleed
Gevaarlijk                 gevaar+lijk          geleed

Slide 7 - Slide

Achtervoegsels / grondwoord
Soms verandert de betekenis van een woord door een achtervoegsel. 

Voorbeelden: - loos, -je, -achtig
WaardeLOOS (zonder waarde)
BusJE(kleine bus)
JongensACHTIG (een beetje als een jongen)
Grondwoorden: basis van het woord --> waarde, bus, jongen





Slide 8 - Slide

Opdracht
1)  Bedenk (in tweetallen) 10 voor- en/of achtervoegsels die als
     morfeem aan woorden geplakt kunnen worden.
2) Geef hierbij aan wat de betekenis is van het morfeem.
     Voorbeeld: -loos betekent zonder

Slide 9 - Slide

Huiswerk

maak 3.3 10 t/m 16

 


Slide 10 - Slide