HV2 Oefentoets Redekundig Ontleden H6 en H36

Welkom!
Pak erbij:
  • Je laptop (open LessonUp)
  • Een pen + je schrift voor aantekeningen 


1 / 16
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 35 min

Items in this lesson

Welkom!
Pak erbij:
  • Je laptop (open LessonUp)
  • Een pen + je schrift voor aantekeningen 


Slide 1 - Slide

persoonsvorm
+ wg
rest van het werkwoordelijk gezegde
onderwerp
meewerkend voorwerp
lijdend voorwerp
bijwoordelijke bepaling
De buurvrouw
heeft
haar dochter
gisteren
een nieuwe fiets
gegeven.

Slide 2 - Drag question

Noteer het werkwoordelijk gezegde:
Jutta Leerdam heeft een medaille gewonnen.

Slide 3 - Open question

Noteer het werkwoordelijk gezegde:
Hij zit zich aan te stellen.

Slide 4 - Open question

Noteer het voorzetselvoorwerp:
Hij is getrouwd met zijn grote liefde.

Slide 5 - Open question

Noteer het voorzetselvoorwerp:
Ik vertrouw op mijn ouders.

Slide 6 - Open question

Welk werkwoord vormt NIET zo'n vaste combinatie met het voorzetsel? (Hierbij is dus geen sprake van een voorzetselvoorwerp.)
A
liggen in
B
storen aan

Slide 7 - Quiz

Wat hoort waarbij?
voorzetselvoorwerp
bijwoordelijke bepaling
bijvoeglijke bepaling
geeft extra informatie bij het gezegde, bijvoorbeeld: wanneer, waar, waarom.
'voegt' extra informatie 'bij' een zelfstandig naamwoord in een zinsdeel.
begint altijd met een voorzetsel dat een nauwe band heeft met een werkwoord uit de zin.
deel van een zinsdeel

Slide 8 - Drag question

persoonsvorm
werkwoordelijk gezegde
onderwerp
meewerkend voorwerp
lijdend voorwerp
bijwoordelijke bepaling
Sommige Roosendalers
waren
in de meivakantie
fanatiek
aan het fietsen.

Slide 9 - Drag question

persoonsvorm
werkwoordelijk gezegde
onderwerp
meewerkend voorwerp
lijdend voorwerp
bijwoordelijke bepaling
voorzetselvoorwerp
Het publiek
vroeg
de band
om een toegift
op het schoolfeest.

Slide 10 - Drag question

We reizen met het vliegtuig.
'met het vliegtuig' = ...
A
bijwoordelijke bepaling
B
bijvoeglijke bepaling

Slide 11 - Quiz

Jan verkoopt sinaasappels uit Spanje.
'uit Spanje' = ...
A
bijwoordelijke bepaling
B
bijvoeglijke bepaling

Slide 12 - Quiz

Het meisje uit Roosendaal vierde carnaval in Breda.
'uit Roosendaal' = ...
A
bijwoordelijke bepaling
B
bijvoeglijke bepaling

Slide 13 - Quiz

Het leukste feest van het jaar, het schoolfeest, komt eraan!
bijvoeglijke bepaling(en) = ...
A
leukste
B
van het jaar
C
leukste + van het jaar
D
schoolfeest

Slide 14 - Quiz

Het leukste feest van het jaar, het schoolfeest, komt eraan!
'het schoolfeest' = ...
A
bijwoordelijke bepaling
B
bijstelling
C
voorzetselvoorwerp
D
persoonsvorm

Slide 15 - Quiz

Wat vind je nog lastig?
(Onderwerp, persoonsvorm, werkwoordelijk gezegde, lijdend voorwerp, meewerkend voorwerp, voorzetselvoorwerp, bijwoordelijke bepaling, bijvoeglijke bepaling, bijstelling)

Slide 16 - Mind map