Woensdag 1 november 2023

woensdag 1 november 2023
1 / 19
next
Slide 1: Slide
NT2ISK

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

woensdag 1 november 2023

Slide 1 - Slide

de snack
  • hartig hapje
  • tussendoortje
  • de snack - de snacks
  • zin: Om vijf uur eet ik vaak een snack.
  • zin: Een snack is vaak ongezond.
47

Slide 2 - Slide

snel
  • niet langzaam
  • vlug
  • zo snel als het licht
  • zin: Ik ga snel naar huis.
  • zin: Formule 1 is een sport voor snelle auto's.
48

Slide 3 - Slide

de snoep
  • zoete lekkernij 
  • de snoep - het snoepje
  • zin: De kinderen eten snoep.
  • zin: Snoep is niet gezond.
49

Slide 4 - Slide

de soep
  • water met vlees of groente
  • de soep - de soepen
  • zin: Ik maak soep.
  • zin: Er zit een vlieg in mijn soep.
50

Slide 5 - Slide

de soort
  • verzameling mensen of dingen met dezelfde kenmerken
  • de soort - de soorten
  • zin: Een oliebol is een soort koek. 
  • zin: Een soort vis. 
51

Slide 6 - Slide

sporten
  • lichamelijk actief zijn
  • werkwoord  sport/sport/sporten
  • zin: Ik sport elke woensdag.
  • zin: Sporten doe je vaak met anderen. 
52

Slide 7 - Slide

de thee
  • warme drank die je maakt van gedroogde blaadjes van planten
  • de thee - de theeën
  • zin: Ik maak thee met een theezakje en heet water. 
53

Slide 8 - Slide

uitleggen
  • vertellen hoe iets moet of werkt
  • vertellen zodat iemand iets gaat begrijpen
  • werkwoord -  leg/legt/leggen uit 
  • zin: De docent legt het woord uit .
54

Slide 9 - Slide

47
Welke snack eet jij graag
om ongeveer 17.00 uur?

Slide 10 - Mind map

Ik ga ...................... naar school, want anders kom ik
te laat en dat vindt de docent niet goed.

(er zijn meer goede antwoorden)
48
A
vlug
B
langzaam
C
traag
D
snel

Slide 11 - Quiz

Wat vind jij het lekkerste snoep?
49

Slide 12 - Open question

Waar lees je de betekenis van het woord: de soort
51
A
Een lijst met eten in een restaurant.
B
De maaltijd in de ochtend.
C
Iets wat langzaam gaat.
D
Een verzameling mensen of dingen met hetzelfde kenmerk.

Slide 13 - Quiz

Zoek een foto van de soep die jij lekker vindt.
50

Slide 14 - Open question

Maak een zin met het woord: sporten (minimaal 4 woorden )
- Let op de goede volgorde: persoonswoord - werkwoord - de rest van de zin
- gebruik een hoofdletter en een punt
een persoonswoord
een werkwoord (goede vorm!)
een voegwoord

52

Slide 15 - Open question

Een warme drank die je maakt van gedroogde blaadjes van planten.

Welk woord bedoel ik?
53
A
de melk
B
de thee
C
de koffie
D
de chocolademelk

Slide 16 - Quiz

Bij welke foto zie jij iemand die iets uitlegt?

(Er zijn meer goede antwoorden)
54
A
B
C
D

Slide 17 - Quiz

Ralfi Lezen

Slide 18 - Slide

Woordenschat thema Eten

Slide 19 - Slide