4. Literatuurgeschiedenis Dautzenberg paragraaf 4

1 / 22
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, mavo, havo, vwoLeerjaar 4

This lesson contains 22 slides, with text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Literatuur en taal
Vandaag:
  • vragen theorie paragraaf 3
  • korte herhaling stof
  • Uitleg/verdieping literatuur en taal
  • Hoe klonk de middeleeuwse taal

Slide 2 - Slide

Middeleeuwen 
historische context
De middeleeuwen duren van 500 tot 1500 en zijn verdeeld in de vroege middeleeuwen (500-1000), de hoge middeleeuwen (1000-1300) en de late middeleeuwen (1300-1500)
In de late middeleeuwen worden de steden langzamerhand  steeds belangrijker en de burgers in de steden krijgen steeds meer macht. Het oude leenstelsel waarin de adel alle macht had, begint af te brokkelen. 
In de hoge middeleeuwen onstonden de eerste steden in West-Europa en tegen betaling krijgen ze een zekere mate van zelfstandigheid. Dit is de tijd waarin de indrukwekkende kathedralen worden gebouwd en de eerste universiteiten ontstaan. In deze periode begint ook de Nederlandse literatuur.
De vroege middeleeuwen zijn voor de Nederlandse literatuur minder belangrijk, omdat er geen teksten zijn overgeleverd. Het is de tijd van de adel (ridders) en de geestelijken (priesters en monniken). Wie niet tot een van deze twee groepen behoorde, had niets te vertellen. De adel verdeelt het land door middel van het leenstelsel. De hoogste vorst leent land uit aan andere edellieden. Die zijn "de baas" in het gebied dat ze geleend hebben. In ruil daarvoor moeten ze trouw aan de vorst zweren en belasting betalen. Er waren nog geen steden in wat nu Nederland heet.

Slide 3 - Slide

Het leven in de middeleeuwen
  • Theocentrisch. God staat centraal. 
  • Memento mori: gedenk te sterven. Het leven na de dood is belangrijker dan het leven zelf. 
  • De geestelijkheid is de belangrijkste stand.

Slide 4 - Slide

Het leven in de middeleeuwen
Standenmaatschappij
  1. geestelijkheid 
  2. adel
  3. burgerij

Slide 5 - Slide

Feodale stelsel
De adel had de wereldlijke macht verdeeld via het feodale stelsel ook wel het leenstelsel genoemd. Daarbij leent de koning (leenheer) zijn grond aan de leenmannen.
De leenheer verdeelt zijn grond in kleinere gebieden en leent  die uit aan zijn leenmannen (vazallen). In ruil voor het gebruik van de grond helpen de leenmannen hun leenheer als er gevochten moet worden. Essentieel is de onvoorwaardelijke trouw tussen leenman en leenheer.
De leenmannen kunnen de hun toebedeelde grond weer opdelen in kleinere gebieden en die weer uitlenen aan onderleenmannen (ondervazallen).  Ook hier geldt dat onvoorwaardelijke trouw essentieel is en dat de onderleenmannen hun leenheer helpen als er gevochten moet worden.

Slide 6 - Slide

Literatuur in de middeleeuwen
  • In de vroege middeleeuwen schreef men in het Latijn -->  geen Nederlandse literatuur 
  • Orale literatuur
  • Pas in de hoge middeleeuwen begint men af en toe verhalen op te schrijven op perkament.

Slide 7 - Slide

Kenmerken middeleeuwse literatuur
  • Mondeling doorgegeven: geschreven in dichtvorm. 
  • Het is gemeenschapskunst, 
  • Theocentrisch: alles is op god gericht is.
  • Didactisch/moraliserend: er moet iets te leren zijn (didactisch) en er moet in duidelijk worden wat goed en slecht is (moraliserend).

Slide 8 - Slide

Allereerste Nederlandse literaire tekst

Hebban olla vogala nestas hagunnan hinase hic anda thu wat unbidan we nu



gevonden in een Oudengels prekenhandschrift, omstreeks 1100

Slide 9 - Slide

Middelnederlands

(
vanaf 1050)

Verzamelnaam voor alle Nederlandse dialecten 
 vanaf circa 1050
Geen uniforme taal, geen uniforme spelling
Diets (‘diet’- volk)

Slide 10 - Slide

Boekproductie
  • Handschrift of codex 
  • Boeken werden met de hand geschreven en gekopieerd 
  •  Circa 1450: uitvinding boekdrukkunst 
  • Wiegendrukken of incunabelen

Slide 11 - Slide

Literatuur van de 12e en 13e eeuw

Geestelijke letterkunde
Ridderliteratuur
Burgerlijke letterkunde
Muziekteksten

Slide 12 - Slide

4: De ridderroman

Slide 13 - Slide

De ridderroman
  • Berijmde verhalen

  • In adellijke kringen

  • Ontstaan in Noord-Frankrijk (11e eeuw)

  • Verspreiding over de rest van Europa

Slide 14 - Slide

Ridderliteratuur
Twee varianten:
1. Frankische romans of Karelromans (ook wel voorhoofs)
2. Hoofse romans
Die weer onderverdeeld worden in drie soorten: 
2a. Brits-keltische of Arthurromans 
2b. Oosterse romans
2c. Klassieke romans

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Video

Karelromans
Ook wel Frankische roman of voorhoofs
Inhoud/kenmerken: 
  • ridderidealen (dapperheid, kracht, moed) 
  • oorlogen en trouw aan God en/of koning
  • gebaseerd op de historische Karel de Grote
  • vrouw ondergeschikt. 
Voorbeelden: Karel ende Elegas en Het Roelantslied

Slide 17 - Slide

Arthurromans
  • Romantische verhalen over ideale koning (Arthur) en zijn ridders van de Ronde Tafel
  • Ridders worden op queeste gestuurd
  • Ridders geholpen door liefde voor jonkvrouw
  • Fictie; verzonnen verhalen

Voorbeeld: De jeeste van Walewein en het schaakbord

Slide 18 - Slide

Arthurromans
Kenmerken:
  • Hoge(re) waardering van de vrouw, 
  • Moedige, sterke en slimme ridders 
  • List en sluwheid belangrijker dan kracht en moed 
  • De hoofse liefde als centraal thema 
  • Sprookjeselementen zoals: Ronde tafel, Excalibur, Lancelot, de Heilige graal


Slide 19 - Slide

De Jeeste van Walewein en het schaakbord
Kenmerken
  • Ridder is meer een verfijnd, 'hoffelijk' figuur die zich niet uitsluitend met vechten bezighoudt
  • hulpvaardig, rechtvaardig en hoffelijk
  • vrouw staat op een voetstuk



Slide 20 - Slide

Opdracht
Op bladzijde 17 staat een fragment uit het Roelantslied in het Middelnederlands. Soms lijkt het Middelnederlands op  het huidige Nederlands, soms niet.  Maak samen met een medeleerling een vertaling in goed lopende moderne Nederlandse zinnen.  Je zult merken dat dit soms gemakkelijk is, maar soms moeilijkheden oplevert vooral wat betreft  een goede zinsbouw.

Slide 21 - Slide

Huiswerk
Zorg dat de vertaling is afgerond
Lezen paragraaf 4 en 5 (blz. 16-19)

Slide 22 - Slide