Hoofdstuk 3 paragraaf 2

1 / 34
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen vandaag?
  • Even kort herhalen
  • huiswerk bespreken
  • lesdoelen van vandaag
  • instructie paragraaf 3.2
  • aan het werk met 3.2
  • hebben we onze lesdoelen gehaald
  • afsluiten

Slide 2 - Slide

Wat zijn de 4 productiefactoren?

Slide 3 - Slide

Wat is de beloning voor kapitaal?

Slide 4 - Slide

Wat is de beloning voor kapitaal?

Slide 5 - Slide

Wat is de beloning voor arbeid?

Slide 6 - Slide

Wat is de beloning voor natuur?

Slide 7 - Slide

Wat is de beloning voor ondernemerschap?

Slide 8 - Slide

Wat is afschrijving en hoe berekenen we de afschrijvingskosten?

Slide 9 - Slide

Wat bedoelen we met de kostprijs en hoe bereken we deze?

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Inhoud:
  • 3.1 Wat zijn de kosten?
  • 3.2 Wat levert het op?
  • 3.3 Vraag en aanbod
  • 3.4 Macht op de markt?

Slide 14 - Slide

Leerdoelen voor vandaag:
  1. Ik kan de omzet, de brutowinst en het nettoresultaat berekenen.
  2. Ik kan uitleggen waarom de arbeidsproductiviteit belangrijk is en hoe die verbeterd kan worden.
  3. Ik kan uitleggen hoe de productiecapaciteit kan stijgen.
  4. Ik kan uitleggen hoe bedrijven bij hun productie rekening houden met mens en milieu

Slide 15 - Slide

Lees de leertekst van blz. 78.

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Arbeidsproductiviteit
De productie per persoon in een bepaalde tijd.

  • technologische ontwikkeling
  • betere arbeidsverdeling
  • scholing
  • prestatiebeloning

Slide 19 - Slide

Productiecapaciteit
De maximale hoeveelheid producten die een bedrijf kan maken.
Dit hang af van:

  • het aantal mensuren dat in een bedrijf wordt gewerkt
  • de kapitaalgoederen die worden gebruikt 

Slide 20 - Slide

MVO

Slide 21 - Slide

Als de arbeidsproductiviteit toeneemt, kunnen de productiekosten ...
A
dalen.
B
stijgen.
C
gelijk blijven.
D
verdwijnen.

Slide 22 - Quiz

Een bedrijf produceert 30.000 frikadellen. Er werken 25 mensen in de fabriek en 5 op kantoor. Bereken de arbeidsproductiviteit.
A
1.200
B
750
C
1.000
D
6.000

Slide 23 - Quiz

Wat is NIET van invloed op de arbeidsproductiviteit?
A
scholing
B
arbeidsvoorwaarden
C
arbeidsverdeling
D
openingstijden

Slide 24 - Quiz

Er is meer vraag is naar producten dan het bedrijf met zijn machines en personeel aan kan, dit noem je:
A
onderbezetting
B
overbezetting

Slide 25 - Quiz

Onderbezetting
Als machines niet gebruikt worden of er is niet voldoende werk voor het personeel.

Slide 26 - Slide

Overbezetting
Als er meer vraag is naar producten dan het bedrijf met zijn machines en personeel aan kan.

Slide 27 - Slide

De winkels zijn in december elke avond open. Wordt hierdoor de arbeidsproductiviteit groter?
A
ja
B
nee

Slide 28 - Quiz

Wanneer 2 bedrijven onder dezelfde naam verder gaan heet dat een ...
A
Overname
B
Fusie
C
Kartel
D
Samenwerkings-verband

Slide 29 - Quiz

Hoe beïnvloedt concurrentie de arbeidsproductiviteit?
A
doordat je sneller en beter gaat produceren neemt de arbeidsproductiviteit af
B
doordat je beter wil zijn dan je concurrenten, gaat dat vanzelf
C
doordat je beter wil zijn dan je concurrent blijft de arbeidsproductiviteit gelijk
D
doordat je de concurrentie voor wilt blijven, ga je sneller en beter produceren en neemt de arbeidsproductiviteit toe

Slide 30 - Quiz

Slide 31 - Slide

Huiswerk voor donderdag:
Maken paragraaf 3.2 (helemaal)

Slide 32 - Slide

Leerdoelen voor vandaag:
  1. Ik kan de omzet, de brutowinst en het nettoresultaat berekenen.
  2. Ik kan uitleggen waarom de arbeidsproductiviteit belangrijk is en hoe die verbeterd kan worden.
  3. Ik kan uitleggen hoe de productiecapaciteit kan stijgen.
  4. Ik kan uitleggen hoe bedrijven bij hun productie rekening houden met mens en milieu

Slide 33 - Slide

Slide 34 - Slide