De elektronen reizen van de + naar de - pool. Voordat ze de lamp bereiken dragen ze energie bij zich, na de lamp niet meer.
Dit betekend dat de lamp de energie omzet
Hoeveel energie de lamp elke seconde omzet heet vermogen.
Slide 7 - Slide
Waar hangt de hoeveelheid energie die een apparaat per seconde omzet vanaf? (tip: het zijn 2 dingen!)
Slide 8 - Open question
Vermogen
Het vermogen hangt af van 2 dingen:
Als er meer elektronen langs de lamp komen (meer vrachtwagens), dan zal de lamp meer energie ontvangen. --> Stroomsterkte
Als de elektronen meer energie (houtblokken) bij zich dragen, dan zal de lamp meer energie ontvangen. --> Spanning
Slide 9 - Slide
Vermogen (P)
Vermogen kun je berekenen met behulp van spanning en stroomsterkte: P = U x I
De eenheid van vermogen is Watt (W), maar ook joule per seconde (J/s) wordt gebruikt.
[U] = V = J/C Bewijs:
[I] = A = C/s [P] = [U] x [I] = J/C x C/s --> De Coulombs mag je tegen elkaar wegstrepen
[P] = W = J/s = J/s
Slide 10 - Slide
Vermogen en weerstand
de formules van vermogen en weerstand kun je met elkaar combineren,
dan krijg je de formule:
Leidt deze formule af in je schrift en lever het bij de volgende slide in. (Daar staat ook een tip als je niet weet hoe je moet beginnen)
P=I2⋅R
Slide 11 - Slide
Afleiding formule vorige slide
Slide 12 - Open question
Een koolweerstand van 50 ohm sluit je aan op een batterij van 12 V. Bereken het vermogen van de weerstand.
Slide 13 - Open question
Waar hangt het energieverbruik van een apparaat van af? (tip: het zijn 2 dingen)
Slide 14 - Open question
Energieverbruik
Het energieverbruik hangt van 2 dingen af: vermogen en tijd
Hoe groter het vermogen, hoe meer energie een apparaat per seconde omzet.
Hoe langer je een apparaat aan laat staan, hoe meer energie er in totaal wordt gebruikt.
Daaruit volgt de formule:
E = P x t ---> [E] = [P] x [t] = J/s x s = J
Als we de energierekening betalen, zien we de eenheid kilowattuur terug komen.
Slide 15 - Slide
Omrekenen J <--> kWh
Als ik een apparaat met een vermogen van 1 kW, 1 uur lang gebruik dan is de hoeveelheid verbruikte energie:
E = P x t = 1 x 1 = 1 kWh
Je kunt dit ook berekenen in Joules.
1 kW = 1000 W
1 h = 3600 s
E = P x t = 1000 x 3600 = 3,6 x 10^6 J
1,0kWh=3,6⋅106J
Binas 5
Slide 16 - Slide
Bewijs met behulp van de formule E = P x t dat kilowattuur ook een eenheid van energie is.
Slide 17 - Open question
Koolweerstanden kunnen behoorlijk warm worden, als je er langdurig een stroom door laat lopen. Bereken de warmteontwikkeling (in J en kWh) in een weerstand van 50 ohm, als je deze 10 minuten aansluit op een batterij van 12 V.
Slide 18 - Open question
Nog vragen, opmerkingen, tips of tops naar aanleiding van deze les?