Bijvoeglijke naamwoorden

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo b, k
• Leerjaar 2

Bijvoeglijke naamwoorden

Aan het einde van deze les...

• ...weet je hoe je alle bijvoeglijke naamwoorden moet spellen.
• ...weet je wat stoffelijke bijvoeglijke naamwoorden zijn. 
• ...heb je geoefend met het schrijven van een tekst met allemaal bijvoeglijke naamwoorden.
• ...kun je zelf verschillende bijvoeglijke naamwoorden verzinnen.

Lesplan

• Wat weten jullie al?
• Uitleg met vragen.
• Schrijfopdracht maken 
• Hoe ging het?

Geef een voorbeeld van een bijvoeglijk naamwoord.

Voorbeelden

Chocolade is lekker -> De lekkere chocolade 

Het weekend was rustig -> Het rustige weekend

                                                  -> Een rustig weekend

Dit zijn bijvoeglijke naamwoorden met een lange vorm of korte vorm. 

Chocolade is lekker -> De lekkere chocolade

Het weekend was rustig -> Het rustige weekend

                                                 -> Een rustig weekend

De lange vorm is het bijvoeglijk naamwoord + e
lekker -> lekkere

rustig -> rustige

Soms moet je het woord veranderen.

Er zijn vier momenten wanneer dat moet.

Voorbeeld 1

Mijn moeder is lief -> Mijn lieve moeder

Als het woord net zoals lief eindigt op een -f 
verander je de -f in een -v en plak je er dan nog een -e achter.

Lief -> lieve

Vul de goede vorm in.
Mijn vriendin is sportief -> Mijn ________ vriendin

Voorbeeld 2

Zijn haar is grijs -> Zijn grijze haar

Als het woord net zoals grijs eindigt op een -s 
verander je de -s in een -z en plak je er dan nog een -e achter.

Grijs -> grijze

Vul de goede vorm in.
De kamer is vies -> De ________ kamer

Voorbeeld 3

Het weekend was druk -> Het drukke weekend

Bij sommige woorden moet je de laatste letter verdubbelen en er dan een -e achter plakken.  

Druk -> drukke

Vul de goede vorm in.
De banaan is krom -> De ________ banaan

Voorbeeld 4

De trein reed langzaam -> De langzame trein

Bij sommige woorden moet je een a, e, o of u weghalen als er al twee achter elkaar staan en dan een -e erachter plakken.

Langzaam -> langzame

Vul de goede vorm in.
Het stoplicht is rood -> Het ________ stoplicht

Stoffelijke bijvoeglijke naamwoorden

Bijvoeglijke naamwoorden die zeggen waar iets van gemaakt is.

De trui is van wol -> De wollen trui

Het tasje is van plastic -> Het plastic tasje

Stoffelijke bijvoeglijke naamwoorden

De trui is van wol -> De wollen trui

Het tasje is van plastic -> Het plastic tasje

De woorden krijgen -en erbij of veranderen helemaal niet.
Let op, bij sommige woorden moet je de laatste letter weer verdubbelen.

Vul de goede vorm in.
De ketting is goud -> De ______ ketting.

Vul de goede vorm in.
De doos is van karton -> De ______ doos.

Vul de goede vorm in.
De verpakking is plastic -> De ______ verpakking.

Schrijven

Je gaat een tekst schrijven, begin met de zin: Toen ik vanochtend wakker werd...

• Gebruik zo veel mogelijk bijvoeglijke naamwoorden.
• Maak je tekst zo lang mogelijk. 
• Let goed op de spelling.
• Je maakt het alleen, maar kan om hulp vragen aan je klasgenoten of mij. 
  

Wat ging al goed tijdens het schrijven?

Wat vond je nog lastig tijdens het schrijven?