Proeftoets 3 HV spelling

spelling
• Je kan de verschillende werkwoordsvormen correct spellen
• Je kan de verkleinwoorden en meervoudsvormen op de juiste manier weergeven
• Je kan woorden met een trema of apostrof op een juiste manier schrijven.
• Je weet wanneer je een koppelteken gebruikt in samenstellingen 
1 / 26
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

spelling
• Je kan de verschillende werkwoordsvormen correct spellen
• Je kan de verkleinwoorden en meervoudsvormen op de juiste manier weergeven
• Je kan woorden met een trema of apostrof op een juiste manier schrijven.
• Je weet wanneer je een koppelteken gebruikt in samenstellingen 

Slide 1 - Slide

Het gebeur... regelmatig dat men fouten maakt in werkwoordspelling.
A
gebeurd
B
gebeurt
C
gebeurdt

Slide 2 - Quiz

Hij (deleten - vt) de bestanden.
A
delete
B
deletete
C
delette
D
deletette

Slide 3 - Quiz

Schrijf het verkleinwoord op:
de la

Slide 4 - Open question

Welk verkleinwoord is goed geschreven?
A
Cafeetje
B
Kettingje
C
Babytje
D
Bloemtje

Slide 5 - Quiz

Toen we de struik wilden ....... bleek dat de wortels te veel waren .................................
A
verplanten, beschadigd
B
verplantten, beschadigd
C
verplanten, beschadigdt
D
verplantten, beschadigt

Slide 6 - Quiz

Martin gaat ervan uit dat je .............., je hebt het immers zelf ....................................
A
meehelpt, belooft
B
meehelpt, beloofd
C
meehielp, beloofd
D
meehielp, belooft

Slide 7 - Quiz

Ik ben ........................ dat je deze vraag zo eerlijk...........................................................................
A
opgelucht, beantwoordde
B
opgeluchdt, beantwoordt
C
opgelucht, beantwoord
D
opgelucht, beantwoordt

Slide 8 - Quiz

Toen ik gevallen was, wist mijn coach met een ijszak mijn pijn te ..........................
A
verlichten
B
verlichtten

Slide 9 - Quiz

Heb je wel in de gaten dat je met de fiets de hele oprit..............................................
A
verspert
B
versperde
C
versperd
D
versperdde

Slide 10 - Quiz

Als je nu je abonnement niet ....................... komt het te vervallen.
A
verlengdt
B
verlengt
C
verlengd
D
verlengde

Slide 11 - Quiz

De ..... van de officier van justitie was drie jaar gevangenisstraf.
A
ijs
B
eis

Slide 12 - Quiz

De ..... geeft aan welke kant je op moet.
A
pijl
B
peil

Slide 13 - Quiz

Het beslag voor de oliebollen moet eerst een poosje .........
A
reizen
B
rijzen

Slide 14 - Quiz

Wat is het meervoud van
KAAS
A
kaazen
B
kazen
C
kaasen
D
kasen

Slide 15 - Quiz

Kies het juiste meervoud:
bureau
A
bureau's
B
bureaus
C
bureau-en
D
bureau'en

Slide 16 - Quiz

14. Meervoud van melodie.
A
Melodieën
B
Melodiën

Slide 17 - Quiz

Wat is het meervoud van museum?
A
musea's
B
museums
C
musea
D
musea en museums

Slide 18 - Quiz

Verkleinwoord van:
taxi
A
taxitje
B
taxietje
C
taxi'tje

Slide 19 - Quiz

verkleinwoord van lolly
A
lolly'tje
B
lollietje
C
lollytje

Slide 20 - Quiz

Waar is de apostrof goed geplaatst?
A
Lex's zusje
B
Lexs zusje
C
Lex' zusje

Slide 21 - Quiz

wel of geen koppelteken
A
Noord-Holland
B
Noord Holland

Slide 22 - Quiz

wel of geen koppelteken
A
24-urige
B
24 urige

Slide 23 - Quiz

wel of geen koppelteken
A
hotel restaurant
B
hotel-restaurant

Slide 24 - Quiz

Waar staan de hoofdletters goed?
A
mevrouw Van Beek
B
mevrouw van beek
C
mevrouw van Beek

Slide 25 - Quiz

Tips om de toets te leren
1. Bekijk de gele stukken
2. Websites om te oefenen:
     www.cambiumned.nl 
     www.jufmelis.nl
    It's Learning : vak Nederlands onderdeel spelling blok 1 t/m 3
3. Filmpjes om naar te kijken
4. Boekje over spelling (antwoorden staan op It's Learning)

Slide 26 - Slide