Frans: Hoe leer ik werkwoorden?

• Frans
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 1

Hoe leer ik Franse werkwoorden ?

Hoe leer je voor de werkwoorden van Frans?

1. Ik lees het vaak over
2. Ik schrijf het een paar keer over
3. Ik dek de Franse woorden af en herhaal wat ik niet weet.
4. Ik maak flashcards

Tip 1

Leer eerst de persoonlijke voornaamwoorden, als je die nog niet goed kent:

Tip 2

Dek de Franse woorden af af en kijk wat de vertaling is:

Bijvoorbeeld: 

ik ben   = je suis

jij bent = tu es

hij/zij/men is = il/elle/on est

wij zijn = on est, nous sommes

jullie zijn/u bent = vous êtes

zij zijn = ils/elles sont

Nadat je hebt gezien dat 'ik ben' wordt vertaald met 'je suis' doe je je ogen dicht en herhaalt hardop:

'ik ben is dus je suis'

Vervolgens ga je zo het hele rijtje af en begin je opnieuw.

Tip 3

Dek de Franse woorden af en schrijf het rijtje onder elkaar op, dus:

Ik ben =

Jij bent =

Hij/zij/men is =

Wij zijn =

Jullie zijn/u bent =

Zij zijn =

Tip 4

Bekijk een liedje van het werkwoord op YouTube. Hoe vind je een liedje?

Typ: Alain le lait + het werkwoord (of als dat niet lukt) -->

Typ: Chanson + het werkwoord

Tip 5

Overhoor jezelf via de site: https://www.verbuga.eu

- Klik présent (= t.t.) aan, waarschijnlijk staat deze knop al aan:

- Scroll in het midden van de pagina naar onderen totdat je het werkwoord Être ziet en selecteer:

- Klik nu rechts onderin Nederlands- Frans aan: 

- Als laatste klik je op 'bevestigen' of 'confirmer'

Tip 6

- Oefen altijd maar 1 werkwoord tegelijk en leer elke dag 1 nieuw werkwoord erbij. Je herhaalt dus de werkwoorden die je de dagen ervoor hebt geleerd.

Tip 7

- Als je alle stappen hebt gevolgd bij elk werkwoord dan kun je alle werkwoorden aanklikken bij de site: verbuga.eu zodat je ze door elkaar kunt oefenen.

Tip 8

- Als je heel veel moeite hebt om sommige vormen uit je hoofd te leren, plak dan post-its op in je huis met de lastige vormen. Iedere keer als je er langs loopt, doe je je ogen dicht en herhaalt wat er op de post-it staat, dus bijvoorbeeld:

'Zij hebben is dus Ils/elles ont'