Ecologie

Ecologie
 Ecologie
*Herhaling
1 / 53
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 3

This lesson contains 53 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Ecologie
 Ecologie
*Herhaling

Slide 1 - Slide

Ecologie herhaling
Het gaat over de relaties tussen organismen en hoe ze elkaar beïnvloeden. 

Slide 2 - Slide

-In een voedselweb of voedselketen is ieder organisme een schakel

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Dieren zijn altijd consumenten





producenten             
consumenten van de 1e orde (planteneters)
consumenten van de 2e orde (vleeseters)
planten zijn altijd producenten

Slide 5 - Slide

Voedselketen:
Producenten en consumenten
Consument van de eerste orde

Consument van de tweede orde
Consument van de derde orde
Consument van de vierde orde
Producent
(altijd fotosynthese) in de bladgroenkorrels/groene delen
  

Slide 6 - Slide

of algen
uit energiearme stoffen zoals water en co2

Slide 7 - Slide

Wat is de voedselketen uit de tekst met vier schakels?

Slide 8 - Open question


In de tekst hiernaast wordt een voedselketen genoemd. Schrijf deze voedselketen inclusief pijlen op.
2p

Slide 9 - Open question

Je ziet een voedselketen uit de Noordzee.
In zee begint de voedselketen met plantaardig plankton.
Noem alle consumenten uit de voedselketen.

Slide 10 - Open question

10 De organismen in de informatie maken deel uit van een voedselketen. Om
deze voedselketen compleet te maken is meer informatie nodig.
 Welke informatie ontbreekt om de voedselketen compleet te kunnen
maken?
Bedenk even voor jezelf: wat is ook alweer een voedselketen? 
Welke onderdelen zitten er in een voedselketen?
Kijk nu naar de informatie: zitten al die onderdelen erin?
1
Iedere voedselketen begint ergens mee: welk organisme hoeft geen ander organisme op te eten?
2
Kom je er toch nog niet uit?
Vraag hulp bij de docent!
3
informatie

Slide 11 - Open question

fotosynthese
- Bij fotosynthese maakt de plant gebruik van energiearme stoffen om energierijke stoffen te maken. 

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Video

Producenten, consumenten en reducenten
Producenten: Zijn planten
Consumenten: Planteneters, Alleseters en Vleeseters
Reducenten: Schimmels en bacteriën

Slide 14 - Slide

Voedselpiramides
Begin onderaan met een plant.
Aantallen: Geef het aantal organismen.
Biomassa = het gewicht van alle energierijke stoffen in een schakel --> altijd piramidevorm. 

Slide 15 - Slide

Energierijke stoffen

De plant maakt glucose door fotosynthese.

 Glucose is een energierijke stof. Andere voorbeelden van energierijke stoffen zijn koolhydraten, eiwitten en vetten. 

In energierijke stoffen zit energie.

Alle energierijke stoffen samen = biomassa

Slide 16 - Slide

Wat heb je niet nodig voor fotosynthese?
fotosynthese:
koolstofdioxide + water + licht => glucose + zuurstof

Mineralen zijn nodig om van glucose eiwitten en vetten te maken, maar dat is geen fotosynthese
A
zuurstof
B
zonlicht
C
water
D
koolstofdioxide

Slide 17 - Quiz

Welke stoffen worden er gemaakt bij fotosynthese?
fotosynthese:
koolstofdioxide + water + licht => glucose + zuurstof

Mineralen zijn nodig om van glucose eiwitten en vetten te maken, maar dat is geen fotosynthese
A
zuurstof
B
glucose (suiker)
C
water
D
koolstofdioxide

Slide 18 - Quiz

Nodig voor fotosynthese
Ontstaat bij fotosynthese
Fotosynthese

Zuurstof

Koolstofdioxide

Water

Licht

Glucose

Slide 19 - Drag question

VERBRANDING
Nodig voor verbranding
Over na verbranding
Zuurstof
Koolstofdioxide
Water
(Energie)
Glucose

Slide 20 - Drag question

Waar vindt fotosynthese plaats? 
Fotosynthese

Slide 21 - Drag question

Slide 22 - Slide

Piramide van biomassa
Biomassa = totale gewicht van alle organische stoffen in een organisme. Dus het gewicht - het vocht

In een piramide van biomassa wordt
in elke schakel de biomassa kleiner.
Piramide van biomassa heeft 
altijd een piramidevorm.

Slide 23 - Slide

Energie in de voedselketen
De energie van de zon die via de producenten in de voedselketen komt, gaat niet allemaal naar de volgende schakel in de voedselketen. Een deel verdwijnt door verbranding en een deel wordt afgebroken door reducenten. Voor elke volgende schakel in de voedselketen blijft dus minder energie over. 
. door verbranding
• door uitscheiding
. ze sterven 

Energie verdwijnt uit de voedselketen

Slide 24 - Slide

De 'piramide' hiernaast is een piramide van...
A
Aantallen
B
Biomassa / energie
C
Dat kan je niet zeggen
D
Zowel aantallen als biomassa

Slide 25 - Quiz

Welke kloppen?:
1. Een piramide van aantallen is altijd een piramide.
2. Een piramide van biomassa is altijd een een piramide.
A
beiden juist
B
beiden onjuist
C
1= juist 2= onjuist
D
1= onjuist 2= juist

Slide 26 - Quiz

Verbranding
In een plant vindt verbranding plaats. Bij verbranding reageert een energierijke brandstof met zuurstof. Daarbij komt energie vrij. In alle cellen van organismen vindt voortdurend verbranding plaats.
De belangrijkste brandstof voor planten, dieren en mensen is glucose. Je kunt de verbranding van glucose zo opschrijven:

Slide 27 - Slide

Abiotisch                Biotisch
Abiotische en biotische factoren= Ecosysteem
levende natuur
niet levende natuur

Slide 28 - Slide

Niveaus van ecologie
individu
één enkel organisme
populatie
individuen van hetzelfde soort in een gebied die zich  met elkaar voortplanten
levensgemeenschap
alles wat leeft in een gebeid
alle populaties in een gebied
ecosysteem
alle biotische en abiotische factoren in een gebied
de levensgemeenschap met abiotische invloeden

Slide 29 - Slide

Geef aan of een factor biotisch of abiotisch is.
Biotisch
Biotisch
Biotisch
Biotisch
Biotisch
Abiotisch
Abiotisch
Abiotisch

Slide 30 - Drag question

Niveaus van ecologie
  • Individu: een organisme
  • Populatie: een groep individuen van hetzelfde soort in een bepaald gebied die zich onderling voortplanten
  • Levensgemeenschap: populaties van verschillende soorten in een bepaald gebied  vb een vijver, sloot
  • Ecosysteem: alle biotische en abiotische factoren in een gebied vb het bos

Slide 31 - Slide

Zet de niveaus van ecologie van klein naar groot.           (1 = de kleinste, 4 = de grootste)
Niveau 1
Niveau 2
Niveau 3
Niveau 4

levensgemeenschap

populatie

ecosysteem

individu

Slide 32 - Drag question

Welk niveau van de ecologie wordt beschreven?
Op de Veluwe leven wilde zwijnen die zich onderling voortplanten. Samen vormen ze een
De populaties van de verschillende soorten op de Veluwe vormen een
De Veluwe is een voorbeeld van een
Een enkel organisme noem je een
levensgemeenschap
individu
populatie
ecosysteem

Slide 33 - Drag question

Slide 34 - Slide

Optimumkromme
De tolerantiegebied is het gebied waarin de organismen kunnen overleven 
"de beste"

Slide 35 - Slide

Optimumkromme

Slide 36 - Slide

Slide 37 - Slide

Koolstofkringloop

Slide 38 - Slide

Slide 39 - Video

1
2
3
4
5
1. Koolstof zit in koolstofdioxide in de lucht. 
Producenten nemen de koolstof op. 
Consumenten nemen koolstof op als ze eten.  
Dieren ademen koolstofdioxide uit. 
Tijdens de fotosynthese komt de koolstof in de glucose.

Slide 40 - Drag question

Stikstof
kringloop
3TL

Slide 41 - Slide

Slide 42 - Link

N-bindende bacteriën
in wortelknollen van planten
N-bindende bodembacteriën
Ammonium
Stikstof in atmosfeer
Planten
Ontbinders bacteriën en schimmels
Nitraten

Slide 43 - Drag question

Slide 44 - Slide

Slide 45 - Slide

wandelende tak

Slide 46 - Slide

Slide 47 - Slide

Slide 48 - Slide

Slide 49 - Slide

Slide 50 - Slide

Vetplant met waslaagje
  • Waterplanten hebben geen waslaagje, ze zijn al in het water. Ze hebben dus geen aanpassingen tegen de droogte nodig.
Tekst

Slide 51 - Slide

Waterplanten
  • in de modder van bodem en in het water is er weinig zuurstof
  • planten hebben als aanpassing Luchtkanalen in de stengels
  • zuurstof kan dus ook naar de wortels

Slide 52 - Slide

Slide 53 - Slide