WS 4 les 2 uitdrukkingen en tegenstellingen 1hv

woordraadstrategieën
1 / 30
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

woordraadstrategieën

Slide 1 - Slide

Schrijf drie dingen op
die je van
de vorige les
onthouden hebt.

Slide 2 - Mind map



Slide 3 - Slide

Lesdoel

Aan het einde van deze les heb je geoefend met

  • uitdrukkingen
  •  tegenstellingen











Slide 4 - Slide

Lesplanning

  • korte activiteit
  • Wat weet je al?
  • Instructie
  • Werken
  • Afsluiten

Slide 5 - Slide

Woorden met een tegenstelling in zich

Slide 6 - Slide

Sommige woorden hebben een tegenstelling in zichzelf.
Bijvoorbeeld 'achterstevoren', 'kwaadaardig' en 'broekrok'
Bedenk samen met de klasgenoot naast je nog een paar van zulke woorden
en schrijf ze hier op.

Slide 7 - Mind map

Wat is een synoniem voor consequent?
A
onregelmatig
B
Inconsequent
C
consument
D
systematisch

Slide 8 - Quiz

Welke is NIET goed?
A
Een voorbeeld laat je iets zien door er iets uit de praktijk over te vertellen..
B
Een tegenstelling kan in één zin zonder signaalwoord.
C
Een synoniem is een ander woord met dezelfde betekenis.
D
Een omschrijving legt het woord dat je niet kent uit.

Slide 9 - Quiz

Welke zin heeft een tegenstelling?
A
Normaalgesproken hebben wij twee weken kerstvakantie, maar dit jaar iets langer.
B
Volgende week hebben we vrijdag vrij. daarna hebben we nog twee weken kerstvakantie.
C
24 december hebben wij een extra dag kerstvakantie , omdat de kerstactiviteiten, zoals de kerstmarkt, niet door kunnen gaan.
D
Het is niet de eerste keer dat we eerder kerstvakantie hebben. Neem nou vorig jaar. Ook toen sloten de scholen twee dagen eerder.

Slide 10 - Quiz

Noteer twee signaalwoorden voor tegenstellend verband/tegenstelling.

Slide 11 - Mind map

Wat is het verschil tussen een
uitdrukking en een spreekwoord?

Slide 12 - Mind map

Woordraadstrategie tegenstelling vinden:
  • Tegenstellingen zijn woorden die elkaars tegenovergestelde zijn.

  • Als je een onbekend woord tegenkomt, kun je soms de betekenis begrijpen doordat er in de tekst een tegenstelling staat.

  • Zoek je een tegenstelling? Let dan op de volgende woorden: maar, echter, toch, daarentegen.
Bijvoorbeeld:
Goedkoop - duur
begrijpelijk - onbegrijpelijk

Slide 13 - Slide

Spreekwoorden en uitdrukkingen
  • Hebben vaak figuurlijk taalgebruik in zich, je neemt ze vaak niet letterlijk.
  • Er wordt vaak een vergelijking gemaakt met iets uit de werkelijkheid.

Slide 14 - Slide

Uitdrukking - figuurlijk taalgebruik
  • Een uitdrukking is een woordcombinatie met een vaste betekenis. Je kunt de uitdrukking een beetje aanpassen.
  • Het is een combinatie van woorden die samen een eigen (figuurlijke) betekenis hebben

`'Je laatste adem uitblazen' is een uitdrukking die in veel talen wordt gebruikt in de betekenis van 'sterven'. --> Mijn opa heeft zijn laatste adem uitgeblazen. --> Mijn opa is gestorven.

Tranen met tuiten --> Kees huilt tranen met tuiten. --> Kees huilt overdreven/Kees stelt zich aan


Slide 15 - Slide

 Uitdrukkingen - Figuurlijk en letterlijk taalgebruik
Ik raak nu de kluts kwijt.
Figuurlijke betekenis
(Werkwoordelijke uitdrukking)

Janine koos het hazepad.
Figuurlijke betekenis
(Werkwoordelijke uitdrukking)



Jesse raakt zijn sleutels kwijt.
Letterlijke betekenis
(geen werkwoordelijke uitdrukking)

Youssef koos een raketijsje.
Letterlijke betekenis
(geen werkwoordelijke uitdrukking)




Slide 16 - Slide

Spreekwoord - figuurlijk taalgebruik
Een spreekwoord is korte en krachtige vaste uitdrukking met een algemene waarheid , boodschap of wijsheid --> de woorden hebben een vaste volgorde.

' De laatste loodjes wegen het zwaarst' 
--> Het betekent dat het laatste gedeelte van iets het moeilijkst is en heeft niks met loodjes te maken, dus spreekwoord.

Tim lijkt op zijn vader. De appel valt niet ver van de boom.
'De appel valt niet ver van de boom.'
--> Tim valt niet ver van de boom-> kan niet, dus spreekwoord

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Video

Spreekwoord of uitdrukking?

Daar komt de aap uit de mouw.
A
spreekwoord
B
uitdrukking

Slide 19 - Quiz

Spreekwoord of uitdrukking?

Het zijn vogels van enerlei veren.
A
spreekwoord
B
uitdrukking

Slide 20 - Quiz

Spreekwoord of uitdrukking?
Opstaan voor dag en dauw.
A
spreekwoord
B
uitdrukking

Slide 21 - Quiz

Spreekwoord of uitdrukking?

Als hadden geweest is, is hebben te laat.
A
spreekwoord
B
uitdrukking

Slide 22 - Quiz

Spreekwoord of uitdrukking?

Lachen als een boer met kiespijn

A
spreekwoord
B
uitdrukking

Slide 23 - Quiz

Spreekwoord of uitdrukking?

Gauw aangebrand zijn.
A
spreekwoord
B
uitdrukking

Slide 24 - Quiz

Werk voor deze en de volgende les:
Dit werk is dus voor tijdens deze les en voor tijdens de les van morgen (het 3e uur).

Blz. 116, woordenschat, opdracht 5 en 7
+ nakijken en verbeteren met een andere kleur!

Klaar = leren voor de leestoets!


Wat niet af is = huiswerk voor de maandag na de vakantie!
timer
10:00

Slide 25 - Slide

Lesdoel

Aan het einde van deze les heb je geoefend met

  • uitdrukkingen
  • tegenstellingen











Slide 26 - Slide

Ik kan tegenstellingen in uitdrukkingen herkennen en ik kan de woordraadstrategie 'tegenstelling' toepassen bij woorden die ik (nog) niet ken.
😒🙁😐🙂😃

Slide 27 - Poll

Slide 28 - Slide

Reflectie:
Wat ging bij jou goed tijdens deze les?
Wat kan nog iets beter?

Slide 29 - Open question

Feedback:
Wat vond je fijn/goed aan deze les?
Wat zou je liever anders willen zien?

Slide 30 - Open question