This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
Klik om de toets te starten.
Hoofdstuk 2
Repetitie Weer en klimaat
volgende
Slide 1 - Slide
Welke uitspraak over de aarde is niet juist?
A
Aan de kant van de aarde waarop de zon schijnt is het dag
B
De aardas is een denkbeeldige lijn tussen de Noordpool en Zuidpool
C
De aardas staat schuin
D
Tussen de poolcirkel en de Noordpool gaat de zon nooit onder
Slide 2 - Quiz
Bekijk de bron rechts. Klik om het te vergroten.
Tussen welke twee cijfers gaat de zon niet onder op 21 juni?
A
Tussen 2 en 3
B
Tussen 2 en 4
C
Tussen 4 en 6
D
Tussen 5 en 6
Slide 3 - Quiz
Door welke twee oorzaken is het op de polen erg koud? Som ze onder elkaar op.
Slide 4 - Open question
Wat klopt niet aan deze uitspraak? Leg uit
''Het klimaat gaat over de dagelijkse veranderingen in het weer zoals de gemiddelde temperatuur en neerslag''
Slide 5 - Open question
Lees goed onderstaande zinnen. Welke zin gaat over het klimaat?
A
De komende dagen blijft het waarschijnlijk droog
B
Door de invloed van de zee is de gemiddelde zomertemperatuur niet zo hoog
C
Het KNMI verwacht dat er morgen een zware storm over Nederland trekt
D
Vorig jaar is er in Nederland 20 cm sneeuw gevallen
Slide 6 - Quiz
Rechts zie je een kaart van Zuid-Amerika. Het bruine gedeelte is het Andesgebergte (zie pijl).
Waar ligt de loefzijde van deze berg?
A
Aan de westkant
B
Aan de oostkant
Slide 7 - Quiz
Wat voor neerslag zie je op dit plaatje?
A
stijgingsneerslag
B
stuwingsneerslag
C
warmtefront
D
koufront
Slide 8 - Quiz
Leg uit hoe in dit plaatje neerslag ontstaat.
Slide 9 - Open question
Leg uit waarom onweer vaak ontstaat als er een koufront nadert.
Slide 10 - Open question
Op 500 meter hoogte is het 15 graden Celsius.
Wat is de temperatuur op 2500 meter hoogte? Geef ook je berekening
Slide 11 - Open question
In Nederland hebben we tijdens de winter aanlandige wind.
Daalt of stijgt de temperatuur door deze wind?
A
Daalt
B
Stijgt
Slide 12 - Quiz
Sleep de blauwe vakjes naar de juiste plek. Soms heb je twee keer hetzelfde klimaat.
A-Klimaat
B-Klimaat
C-Klimaat
D-Klimaat
E-Klimaat
E-Klimaat
B-Klimaat
Slide 13 - Drag question
Rechts zie je een klimaatgrafiek. Klik om het te vergoten.
Is dit een klimaatgrafiek van het Noordelijk halrond of van het Zuidelijk halfrond? + Licht je antwoord kort toe !
Slide 14 - Open question
Waarom groeien er meer naaldbomen in een D-klimaat dan in een C-klimaat?
Slide 15 - Open question
Op een dag in augustus geeft het KNMI code geel af voor de provincies Noord-Brabant en Limburg. De waarschuwing luidt: ''tropische temperaturen en later op de dag kans op lokaal zwaar onweer met hagel en windstoten''. Leg uit waarom tropische temperaturen en zwaar onweer vaak samengaan
Slide 16 - Open question
Leg uit hoe het broeikaseffect werkt
Slide 17 - Open question
Kijk naar het rechter plaatje. Klik om het te vergroten.
Geef 2 kenmerken waaraan je kan zien dat dit een E-klimaat is
Slide 18 - Open question
Geef twee kenmerken van een A-klimaat
Slide 19 - Open question
In de provincie Limburg is het in de winter kouder dan in Zeeland. Leg uit hoe dat komt.
Slide 20 - Open question
Welk klimaat past bij deze omschrijving?
''De gemiddelde temperatuur in de warmste maand is 15ºC. Gemiddeld valt er per jaar 160 mm neerslag ''
A
A-klimaat
B
B-klimaat
C
C-klimaat
D
D-klimaat
Slide 21 - Quiz
De juiste volgorde is ...
A
condenseren- verdampen- neerslag
B
verdampen - condenseren - neerslag
C
verdampen - neerslag - condenseren
Slide 22 - Quiz
Stijgingsneerslag komt vooral voor in bergachtige gebieden
A
Waar
B
Niet waar
Slide 23 - Quiz
Zonder broeikaseffect zou het ijskoud zijn op aarde
A
Waar
B
Niet waar
Slide 24 - Quiz
Is deze stelling 'waar' of 'niet waar'? Leg uit:
'' Een E-klimaat komt enkel voor in de poolgebieden ''