WW-spelling H1 t/m H5



Link LessonUp: https://LessonUp.app/invite/h/tJk5mfHDLjQj7jmKS
1 / 51
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 51 slides, with text slides and 4 videos.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson



Link LessonUp: https://LessonUp.app/invite/h/tJk5mfHDLjQj7jmKS

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Persoonsvorm tegenwoordige tijd (pvtt)
PV = werkwoord dat zich aanpast aan het onderwerp van de zin.

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Hoe vind ik de persoonsvorm (pv) in een zin?
  • de zin vragend maken
Voorbeeld: Ik mag een ijsje. / Mag ik een ijsje?

  • zet de zin in een andere tijd
Voorbeeld: Hij wil naar huis. / Hij wilde naar huis.

  • verander het getal 
Voorbeeld: Jullie gaan voetballen. / Jij gaat voetballen.

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Bij de spelling van de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd, ga je uit van de ik-vorm. 

Let op! de ik-vorm is niet hetzelfde als de stam! 

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Hoe vind je de ik-vorm? 
Je haalt van het hele werkwoord -en af. Je houdt de stam over. 
(hele werkwoord = infinitief)

Voorbeeld: werken - en = werk 
Voorbeeld: raden - en = rad

Ik rad? Nee! Ik raad

Soms moet je letters toevoegen of weglaten om de juiste ik-vorm te krijgen. 

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Hoe schrijf je de persoonsvorm in de tt? (pvtt)
Ik voor de pv of achter de pv, alleen de ik-vorm 
Voorbeeld: ik loop /loop ik? 
Ik vind / vind ik? 

Jij / je achter de pv
: ik-vorm 
Voorbeeld: Raad jij / je 
Loop jij / je 
Vind jij / je

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

In alle andere gevallen in het enkelvoud ik-vorm + t 
Voorbeeld: jij/ zij/ hij klimt 
Jij/ zij/ hij vindt 

In het meervoud: hele werkwoord 
Voorbeeld: wij zwemmen
jullie zwemmen 
zij zwemmen 


Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Persoonsvorm verleden tijd (pvvt)

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Persoonsvorm in de verleden tijd: 
zwakke werkwoorden 
Zwakke werkwoorden zijn te zwak om te veranderen van klank in de verleden tijd. 
Voorbeeld: ik fiets - ik fietste 

Sterke werkwoorden veranderen in de vt wel van klank.
Voorbeeld: vind - vond 

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Zwakke werkwoorden Enkelvoud 



Meervoud

ik-vorm + de of te ik/jij/hij/zij/het gooide 
ik/jij/hij/zij/het stopte

ik-vorm + den of ten wij/jullie/zij stopten
wij/jullie/zij gooiden

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Hoe bepaal je nou of je de(n) of te(n) schrijft?
Stap 1: Je kijkt naar het hele werkwoord. 
Stap 2: Je haalt -en af van het hele werkwoord. Je houdt de stam over. 
Stap 3: Is de laatste letter van de stam een medeklinker uit het 't (e)x-f(o)ksch(aa)p 
--> je schrijft -te(n). Anders schrijf je -de(n). 

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Voorbeeld: 
Stap 1 :hele werkwoord = plagen (wij plagen)
Stap 2: plagen- en = plag 
Stap 3 Zit de g in het 't (e)x-f(o)ksch(aa)p? Nee. Je schrijft dus plaagden (ik-vorm tt + den) wij plaagden 

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Als de stam eindigt op een van de medeklinkers uit ‘t kofschip of ‘t fokschaap schrijf je stam + te(n). Anders schrijf je altijd de(n).

Bij zwakke werkwoorden als verven en verbazen verandert de v en z aan het eind van de stam in een f of een s: ik verf, ik verbaas.

In de verleden tijd krijgen ze echter de(n) (ik verfde, ik verbaasde) omdat in het hele werkwoord een z en een v staan.

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

PVVT (sterke ww)

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Sterke werkwoorden
De sterke werkwoorden veranderen 
van klank in de 
verleden tijd.

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

PVVT (sterk ww) / d of t
Hoe weet je wanneer je een -d of een -t schrijft aan het einde van het werkwoord?

  • maak het woord langer (verlengproef)
  • voorbeeld: had - hadden

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Regels pvvt (sterk ww)
  • Schrijf het woord zo kort mogelijk.
  • Gebruik geen dubbele letters (-dd of -tt), behalve als dat nodig is voor de uitspraak.

Voorbeeld: hebben - had - hadden

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Sterke werkwoorden

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Voltooid en onvoltooid deelwoord
vd en od

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Wanneer gebruik je een voltooid deelwoord (vd)?

Als je wilt vertellen dat iets al gebeurd is, dan gebruik je een voltooid deelwoord. Voltooid betekent dat iets is afgerond.



Voorbeeld:
Het regent → Het is nu aan het regenen.
Het heeft geregend →  De regen is voorbij, het is nu droog.

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Let op
Soms begint een werkwoord al met be-, ver-, ont-, of her-. Deze krijgt dan géén ge- aan het begin van het voltooid deelwoord.

Voorbeelden: betaald, verteld, ontvoerd, hersteld.

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

Hoe ziet een voltooid deelwoord eruit?

  • Het heeft altijd een ander werkwoord erbij (hebben, zijn of worden).
  • Begint bijna altijd met ge-.

Voorbeelden:
Ik ben gebleven, ik heb gehuild, ik word gezocht

Slide 25 - Slide

Klinkercombinaties met -r (eer/oor/eur
De uitgang bepalen
- gezaagd
- bezocht
- ontvangen


Hoe weet je op welke letters een voltooid deelwoord eindigt?

Slide 26 - Slide

Klinkercombinaties met -r (eer/oor/eur
Weet je nog?
Zwakke werkwoorden
blijven in een andere tijd hetzelfde klinken.

Sterke werkwoorden 
hebben de kracht om in de verleden tijd van klank te veranderen.

Slide 27 - Slide

This item has no instructions

De uitgang bepalen
  • Een voltooid deelwoord eindigt meestal op -en bij de sterke werkwoorden.

  • Een voltooid deelwoord eindigt altijd op een -t of -d bij de zwakke werkwoorden.



Slide 28 - Slide

Klinkercombinaties met -r (eer/oor/eur
Voorbeelden 
Sterk ww
lopen - liep - gelopen
slapen - sliep - geslapen

Zwak ww
koken - kookte - gekookt
tekenen - tekende - getekend

Slide 29 - Slide

This item has no instructions

-t of -d?

Gebruik de verlengproef:
Maakt het voltooid deelwoord langer met -e. Je hoort dan of je een -t of een -d moet schrijven.

Regel
Leer de regels uit je hoofd.

Slide 30 - Slide

This item has no instructions

Twijfel je?
Als de laatste letter van de stam voorkomt in
't
kofschip X, schrijf je een -t. Zo niet, dan schrijf je een -d.
Regel
Leer de regels uit je hoofd.

Slide 31 - Slide

Deze regel is bij de verleden tijd al aan bod geweest.
Voorbeeld
Hij heeft zijn geld eerlijk ... verdient of verdiend?

Langer maken met -e: verdiende

Je hoort een -d, dus je schrijft VERDIEND

Slide 32 - Slide

This item has no instructions

Onvoltooid deelwoord
(od)

Slide 33 - Slide

This item has no instructions

Onvoltooid deelwoord (od)
Het od geeft aan dat de handeling nog aan de gang is.

Hij bereikte al zwemmend de kust 
van Engeland.

De kinderen kwamen fluisterend het lokaal binnen.



Slide 34 - Slide

This item has no instructions

Onvoltooid deelwoord (od): schrijfwijze

🡪 Een od schrijf je als infinitief +d

Juichend, slapend, gapend, fietsend, 
whatsappend, bellend


Slide 35 - Slide

This item has no instructions

vd en od als bijvoeglijk naamwoord (bn)

Slide 36 - Slide

This item has no instructions

Sander heeft zijn enkel gebroken. Met een gebroken enkel kan hij niet voetballen.

Van een voltooid of onvoltooid deelwoord kun je een bijvoeglijk naamwoord maken. Er gelden dan andere spellingsregels:

  • Schrijf het zo kort mogelijk (het moet wel goed uit te spreken zijn)
  • Als het VD op -en eindigt, eindigt het BN ook op -en of -n
  • Alleen tt of dd als het voor de uitspraak moet
  • Net als bij het 'gewone' BN moet er soms een -e achter



Slide 37 - Slide

This item has no instructions

 Voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord

1) Maak van het werkwoord een voltooid deelwoord
2) Kijk op welke letter het eindigt
3) Eindigt het op EN - zet het op die manier voor het zelfstandig naamwoord.
4) Eindigt het op een T of een D? Dan + E
5) Soms moet je een extra T of D toevoegen voor de uitspraak van het woord.

Slide 38 - Slide

This item has no instructions



De (lopen) kilometers.
  • 1) Maak het voltooid deelwoord
  • =Gelopen
  • 2)Waarop eindigt het?
  • op En
  • 3) Schrijf dus: de gelopen kilometers

Slide 39 - Slide

This item has no instructions



De (afbranden) huizen
  • 1) Maak het voltooid deelwoord
  • afgebrand
  • 2) Waar eindigt het op? Op een D
  • 3) Zet er dus een E achter
  • De afgebrande huizen

Slide 40 - Slide

This item has no instructions

Video's

Slide 41 - Slide

This item has no instructions

Slide 42 - Video

This item has no instructions

Slide 43 - Video

This item has no instructions

Slide 44 - Video

This item has no instructions

Slide 45 - Video

This item has no instructions

Oefenen
Op de volgende sheets vind je links naar verschillende oefeningen.

Sheet 1: oefenen werkwoordsvormen
Sheet 2: oefenen pvtt
Sheet 3: oefenen pvvt (zwakke ww)
Sheet 4: oefenen pvvt (sterke ww)
Sheet 5: oefenen alle ww-vormen door elkaar

Slide 46 - Slide

This item has no instructions

Slide 47 - Link

This item has no instructions

Slide 48 - Link

This item has no instructions

Slide 49 - Link

This item has no instructions

Slide 50 - Link

This item has no instructions

Slide 51 - Link

This item has no instructions