vouloir/pouvoir


onregelmatige werkwoorden 
VOULOIR & POUVOIR
VOULOIR- POUVOIR 
1 / 19
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 25 min

Items in this lesson


onregelmatige werkwoorden 
VOULOIR & POUVOIR
VOULOIR- POUVOIR 

Slide 1 - Slide

welke vormen ken je van pouvoir en vouloir?

Slide 2 - Mind map

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Wat betekent
VOULOIR?
A
kunnen
B
mogen
C
willen
D
zullen

Slide 5 - Quiz

En wat betekent
POUVOIR?
A
kunnen
B
kunnen, mogen
C
mogen
D
moeten

Slide 6 - Quiz

Tu ...
A
veulent
B
voulons
C
veut
D
veux

Slide 7 - Quiz

Vous ...
A
voulons
B
voulez
C
veulent
D
veut

Slide 8 - Quiz

Mon frère ...
A
veut
B
veux
C
voulez
D
veulent

Slide 9 - Quiz

Nous...
A
peuvent
B
peut
C
pouvons
D
pouvez

Slide 10 - Quiz

Je
A
peu
B
peuvent
C
peut
D
peux

Slide 11 - Quiz

Stéphanie et Chantal ...
A
pouvons
B
peuvent
C
peut
D
pouvez

Slide 12 - Quiz


Vul de juiste vorm in van het werkwoord vouloir.

Tu __________ venir quand?

Slide 13 - Open question


Vul de juiste vorm in van het werkwoord vouloir.

Je __________ venir lundi.

Slide 14 - Open question


Vul de juiste vorm in van het werkwoord vouloir.

À quelle heure, vous __________ venir quand?

Slide 15 - Open question


Vul de juiste vorm in van het werkwoord pouvoir.

On __________ venir en train?

Slide 16 - Open question


Vul de juiste vorm in van het werkwoord pouvoir.

Elles __________ venir le matin.

Slide 17 - Open question


Vul de juiste vorm in van het werkwoord pouvoir.

Nous __________ venir samedi.

Slide 18 - Open question

check
kan ik pouvoir et vouloir vervoegen?
A
ja, dat kan ik
B
ik wil graag extra uitleg
C
ja, ik moet nog wel oefenen

Slide 19 - Quiz