Mentoruur WLB

1 / 18
next
Slide 1: Slide
WelzijnMBOStudiejaar 1

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Planning
09:00 - 09:30 Bespreken vakantie
09:30 - 10:30 Mentoruur/KWT
10:30 - 11:00 Nederlands
11:00 - 11:15 Pauze
11:15 - 12:45 Nederlands
Klaar :)

Slide 2 - Slide

Hoe was jouw meivakantie?
😒🙁😐🙂😃

Slide 3 - Poll

Over hoeveel weken zijn de examens (deze week niet meegeteld)?
A
10
B
6
C
3
D
4

Slide 4 - Quiz

Hoeveel vrije dagen gaan daar nog vanaf?
A
2
B
1
C
3
D
6

Slide 5 - Quiz

Belangrijk voor de komende weken...
  • Alle opdrachten afmaken -> KWT overzicht
  • Keuzedeel map in orde
  • Aanwezig zijn!
  • Stage- uren
  • Examens voorbereiden 

Slide 6 - Slide

Nederlands 
Paragraaf 3.4
Samenhang

Slide 7 - Slide

Wat leer je?
  •   Je kunt verbanden en signaalwoorden duidelijk aanbrengen in je eigen teksten.

  • Je kunt de keuze voor een opbouw in je eigen tekst uitleggen.

  • Je kunt over je eigen ideeën en ervaringen schrijven.

Slide 8 - Slide

Wat betekent samenhang ook alweer? (in eigen woorden)

Slide 9 - Open question

Samenhang
Samenhang in een tekst is als lijm tussen de zinnen en alinea's. Het zorgt ervoor dat de zinnen logisch aan elkaar vastzitten.

Een goede tekst heeft een duidelijke structuur en samenhang.


Slide 10 - Slide

Samenhang
Ik hou van pizza. De lucht is blauw. Mijn hond heet Max.

OF:

Ik hou van pizza, vooral als ik met mijn hond Max in het park ben. We eten daar vaak samen, terwijl we van het mooie weer genieten.



Slide 11 - Slide

Waarom denk je dat samenhang belangrijk is in een geschreven tekst?

Slide 12 - Open question

Voorbeeld
Ik wil later dierenarts worden. Ik heb een broer. Dieren zijn leuk. Mijn kat heet Simba. Ziekenhuizen zijn groot.

Klinkt deze tekst logisch of voelt het alsof de zinnen zomaar achter elkaar zijn geplakt?

Slide 13 - Slide

Voorbeeld
Ik wil later dierenarts worden, omdat ik dol ben op dieren. Thuis heb ik een kat die Simba heet. Ik verzorg hem elke dag met veel plezier. Ook mijn broer vindt dieren leuk, dus soms helpen we samen. Daarom lijkt een baan in een dierenziekenhuis me erg interessant.

In deze zin zit meer samenhang dan in de vorige zin. Dit komt door de verbindingswoorden.

Welke verbindingswoorden zie je?

Slide 14 - Slide

Hoe zorgen die verbindingswoorden voor samenhang?
Ze verbinden de zinnen logisch met elkaar, zodat je begrijpt hoe de ene zin volgt uit de vorige.
Bijvoorbeeld:

"Ik wil later dierenarts worden, omdat ik dol ben op dieren." --> legt uit waarom.

"Ook mijn broer..." --> laat zien dat er nog iemand is die betrokken is.

"Dus soms helpen we samen." --> bouwt verder op de vorige zin.

"Daarom lijkt een baan..." --> trekt een conclusie uit het geheel.

Slide 15 - Slide

Tekstverbanden
Tekstverbanden zijn de logische relaties tussen zinnen of alinea’s in een tekst. Ze laten zien hoe stukken tekst met elkaar te maken hebben. Vaak worden ze duidelijk door signaalwoorden (zoals omdat, daarom, maar, bijvoorbeeld).

Een voorbeeld van een tekstverband is tijd/volgorde.
De signaalwoorden die hierbij horen zijn: eerst, vervolgens, daarna, toen
Eerst heb ik les, daarna heb ik stage.

Slide 16 - Slide

Tekstverbanden
Andere tekstverbanden zijn:

Samenvatting: Vat de belangrijkste informatie kort samen
Reden/verklaring: Geeft aan waarom iets gebeurt of wordt gedaan (bewuste keuze)
Oorzaak-gevolg: Laat een onbewuste oorzaak en gevolg zien (bijv: ik ga niet naar stage, hierdoor heb ik geen stage- uren).
Opsomming:  Somt meerdere dingen op 
Tegenstelling: Laat een tegenstelling zien (aan de ene kant … aan de andere kant)
Voorbeeld: Geeft een voorbeeld of legt iets uit
Conclusie: Trekt een conclusie uit het voorafgaande (dus..)
Voorwaarde: Geeft een voorwaarde 

Slide 17 - Slide

Aan de slag!
Er zijn nog meer manieren om samenhang aan te brengen. Je gaat dit nu zelf onderzoeken. Je hebt hiervoor Taalblokken nodig. 

- Ga naar Taalblokken.
- Ga naar module 2F vaardigheden VERKORT.
- Alle informatie die je nodig hebt kun je vinden bij het onderdeel ‘lesstof’.
- Maak nu opdracht 3 t/m 10


Slide 18 - Slide