Niveau 3 - Domein 1 - Grootheden en eenheden theorie en opgaven

Rekenen
Domein 1
1 / 40
next
Slide 1: Slide
WiskundeMBOStudiejaar 2

This lesson contains 40 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Rekenen
Domein 1

Slide 1 - Slide

Programma
1. Inleiding
2. Info over examen
3. Hulpmiddelen
4. 0-meting
5. Theorie domein 1

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Examen rekenen
  • in Rotterdam
  • sommen over situaties uit dagelijks leven
  • telt mee voor zakken en slagen (minimaal 5, mits minimaal 6 voor Nederlands of minimaal 6, mits minimaal 5 voor Nederlands)
  • 120 minuten voor ongeveer 30 opgaven met rekenmachine
  • rekenkaart toegestaan, zie map in Teams 

Slide 4 - Slide

Domeinen (onderdelen)
  1. Grootheden en eenheden
  2. Oriëntatie in de 2D- en 3D-wereld
  3. Verhoudingen herkennen en gebruiken
  4. Procenten gebruiken
  5. Omgaan met kwantitatieve informatie

Slide 5 - Slide

RNT - RekenNiveauTest
  • Beginniveau bepalen
  • Mag met rekenmachine en rekenkaart
  • Adaptief, dus past aan het niveau aan
  • Ongeveer 45 tot 90 minuten
  • Afhankelijk van resultaat en tijdsduur nog test ondersteunende vaardigheden

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Belangrijke referentiematen - uit je hoofd weten
  • Een volwassen man is ongeveer 1,80 m lang en weegt 80 kg. 
  • Een  bed is 2m lang.
  • De hoogte van een deur is ongeveer 2 m. 
  • Een verdieping van een gebouw is ongeveer 3 m hoog. 
  • Je wandelt ongeveer 5 km/h.
  • Je fietst ongeveer 15 km/h.
  • Nederland telt ongeveer 17 miljoen inwoners.
  • Voetbalveld = 0,5 ha (50 x 100 m).
  • Inhoud kopje = 200 ml.
  • Inhoud pak melk = 1 L.
  • Inhoud emmer = 10 L.

Slide 8 - Slide

1. In een blikje zit 0,33____
A
Milliliter
B
Liter
C
Centiliter
D
Deciliter

Slide 9 - Quiz

3. Een stukje vlees weegt 200___​
A
Gram
B
Kilogram

Slide 10 - Quiz

4. Een luchtballon vliegt op een hoogte van 100___​
A
Kilometer
B
Centimeter
C
D
Meter

Slide 11 - Quiz

7. Een appel weegt 45___

A
Milligram
B
Kilogram
C
Gram

Slide 12 - Quiz

9. Een auto rijdt op de snelweg (zonder file) met een snelheid van 33___
A
km/h
B
m/s

Slide 13 - Quiz

10. Een Boeing 747 vliegt 920___

A
km/h
B
m/s

Slide 14 - Quiz

De pil weegt 750 mg.
Hoeveel gram weegt de pil?
A
750 gram
B
75 gram
C
7,5 gram
D
0,75 gram

Slide 15 - Quiz

Julia neemt een kwartaalabbonement op de krant. Hoeveel maanden neemt zij een abbonement?
A
3
B
4
C
12
D
6

Slide 16 - Quiz

Gwen gaat op kamp. Ze vertrekt op 27 augustus en blijft 7 nachten weg. Wanneer komt Gwen terug?
A
34 augustus
B
2 september
C
3 september
D
4 september

Slide 17 - Quiz

150 minuten = ... uur
A
1,5 uur
B
2,5 uur
C
150 uur
D
15 uur

Slide 18 - Quiz

Afronden van decimale getallen
kijk naar het volgende getal achter de komma
rond af op helen 
>= 5 naar boven 
1,51
< 5 naar beneden
6,49
afronden op 1 decimaal, kijk naar 2e decimaal 
rond af op 2e decimaal 
4,225
Afronden van decimale getallen 
KIJK GOED NAAR DE OPDRACHT!

Slide 19 - Slide

Afronden van decimale getallen
kijk naar het volgende getal achter de komma
rond af op helen 
afronden op 1 decimaal, kijk naar 2e decimaal 
1,51
6,49
rond af op 2e decimaal 
4,225
Afronden van decimale getallen 
KIJK GOED NAAR DE OPDRACHT!

Slide 20 - Slide

Afronden van decimale getallen
kijk naar het volgende getal achter de komma
rond af op helen 
afronden op 1 decimaal, kijk naar 2e decimaal 
2
6,49
rond af op 2e decimaal 
4,225
Afronden van decimale getallen 
KIJK GOED NAAR DE OPDRACHT!

Slide 21 - Slide

Afronden van decimale getallen
kijk naar het volgende getal achter de komma
rond af op helen 
afronden op 1 decimaal, kijk naar 2e decimaal 
2
6
rond af op 2e decimaal 
4,225
Afronden van decimale getallen 
KIJK GOED NAAR DE OPDRACHT!

Slide 22 - Slide

Afronden van decimale getallen
kijk naar het volgende getal achter de komma
rond af op helen 
afronden op 1 decimaal, kijk naar 2e decimaal 
2
6
rond af op 2e decimaal 
4,23
Afronden van decimale getallen 
KIJK GOED NAAR DE OPDRACHT!

Slide 23 - Slide

Rond 3,52 af op helen

Slide 24 - Open question

Rond 1,345 af op 1 decimaal.

Slide 25 - Open question

Rond 6,5348 af op 2 decimalen.

Slide 26 - Open question

 Verstandig afronden
  • kan niet altijd volgens de regels 
  • soms andere manier, afhankelijk van situatie 
  • bij gebruik rekenmachine pas op het einde

Slaapzaal voor 6 personen. Hoeveel slaapzalen nodig voor 26 personen?  

Slide 27 - Slide

Slaapzaal voor 6 personen. Hoeveel slaapzalen nodig voor 26 personen?

Slide 28 - Open question

 Verstandig afronden
  • kan niet altijd volgens de regels 
  • soms andere manier, afhankelijk van situatie 
  • bij gebruik rekenmachine pas op het einde

Slaapzaal voor 6 personen. Hoeveel slaapzalen nodig voor 26 personen?  


Slide 29 - Slide

 Verstandig afronden
  • kan niet altijd volgens de regels 
  • soms andere manier, afhankelijk van situatie 
  • bij gebruik rekenmachine pas op het einde
Slaapzaal voor 6 personen. Hoeveel slaapzalen nodig voor 26 personen?  
26:6 = 4,3333
4 slaapzalen is te weinig, dus 5 slaapzalen 

Slide 30 - Slide

De dosering is 3x daags 20 ml. Hoeveel hele dagen kun je met deze fles doen?
A
2
B
2,9
C
2,91
D
3

Slide 31 - Quiz

Vuistregels
Vuistregel is een rekenregel waarmee je op een gemakkelijke manier een vaak voorkomende berekening kunt uitvoeren.
Bijvoorbeeld: maximale hartslag = 220 - leeftijd
Wat is jouw maximale hartslag?

Slide 32 - Slide

Maximale hartslag = 220 – leeftijd​

Wat is jouw maximale hartslag?

Slide 33 - Open question

Vuistregels
Bijvoorbeeld: maximale hartslag = 220 - leeftijd
Wat is jouw maximale hartslag?

Per persoon verschillend, voor mij: 220 - 30 = 190 

Slide 34 - Slide

Formules
Een formule is een rekenregel waarmee je nauwkeurig een veelvoorkomend berekening kunt uitvoeren (de formule wordt gegeven op het examen).

Bijvoorbeeld: Een taxichauffeur berekent de prijs van een rit met de volgende formule:​
prijs taxirit in € = 3 + aantal kilometer x 2​
Bereken de prijs van een taxirit van 9 kilometer.

Slide 35 - Slide

Een taxichauffeur berekent de prijs van een rit met de volgende formule:​
prijs taxirit in € = 3 + aantal kilometer x 2​

Bereken de prijs van een taxirit van 9 kilometer.

Slide 36 - Open question

Uitwerking
Een taxichauffeur berekent de prijs van een rit met de volgende formule:​
prijs taxirit in € = 3 + aantal kilometer x 2​
Bereken de prijs van een taxirit van 9 kilometer.

3 + 9 x 2 = 3 + 18 = 21 euro

Slide 37 - Slide

RNT - RekenNiveauTest
  • Ga naar www.studiemeter.nl
  • Kies: inloggen met Entree
  • Vul je gegevens in (Zadkine-account)
  • Maak de nulmeting die voor je klaarstaat (ongeveer 90 minuten)
  • Als je klaar bent, geef dan even een seintje, dan kijken we samen naar je resultaten

Slide 38 - Slide

Aan de slag
Maak de opdrachten op de site van Noordhoff: apps.noordhoff.nl/se
Domein 1 - 1.8 Gemengde opdrachten 
start met deze opdracht: 

Slide 39 - Slide

Aan de slag
Maak de opdrachten op de site van Noordhoff: apps.noordhoff.nl/se

Slide 40 - Slide