PW Grammatik V4 Kapitel 1+2+3

Grammatikprüfung K 1+2+3
  • o.t.t. haben/sein/werden, modal en zwak (HB 01 + 03)
  • voorzetsels +3/ +4/+3 of 4 (HB 18)
  • Pers.Pron. (HB 24)
  • Adjektiv (HB 28)
  • Werkwoorden met naamval: (HB 16)
+3 begegnen, danken, gefallen, glauben, gehören, gratulieren, helfen
+4 fragen, bitten, es gibt, kosten, interessieren

1 / 29
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

Items in this lesson

Grammatikprüfung K 1+2+3
  • o.t.t. haben/sein/werden, modal en zwak (HB 01 + 03)
  • voorzetsels +3/ +4/+3 of 4 (HB 18)
  • Pers.Pron. (HB 24)
  • Adjektiv (HB 28)
  • Werkwoorden met naamval: (HB 16)
+3 begegnen, danken, gefallen, glauben, gehören, gratulieren, helfen
+4 fragen, bitten, es gibt, kosten, interessieren

Slide 1 - Slide

haben/sein/werden Präsens (o.t.t.)
Dit is basis uit jaar 2! (herhaling dus) 
Uit je hoofd leren!

Slide 2 - Slide

Modalverben (o.t.t.)
  • betekenis kennen
  • juiste vormen kennen

Slide 3 - Slide

Zwakke werkwoorden (o.t.t.)
  • ken de basis
  • ken de uitzonderingen 

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Video

Welke twee groepen vormen een uitzondering bij het zwakke werkwoord? Stam op.......

Slide 6 - Open question

Er ____ sich.
A
meldt
B
meldet

Slide 7 - Quiz

Du _____ dich noch!
A
verletzt
B
verletzst

Slide 8 - Quiz

Slide 9 - Video

Voorzetsels 3e naamval
mit                                                        außer
nach                                                     bis zu
bei                                                         entgegen
seit                                                        gegenüber 
von 
zu
aus

Slide 10 - Slide

Voorzetsels 4e naamval
bis
durch
entlang* achter het znw
für
gegen
ohne 
um

Slide 11 - Slide

Wat is een ezelsbruggetje om de keuzevoorzetsels te onthouden?

Slide 12 - Open question

Keuzevoorzetsels
an                                                über
auf                                               unter
hinter                                         vor
in                                                  zwischen
neben

Denk aan de 7/2 regel! 

Slide 13 - Slide

Welke vraag stel je voor de 3e naamval?
A
woher?
B
wohin?
C
wo?
D
wolang?

Slide 14 - Quiz

Welke vraag stel je voor de 4e naamval?
A
woher?
B
wohin?
C
wo?
D
wolang?

Slide 15 - Quiz

Wat doe je als je beide vragen niet kunt stellen?

Slide 16 - Open question

Slide 17 - Video

Personalpronomen (pvnw)

Slide 18 - Slide

Let op:
Het heeft GEEN zin om dit rijtje uit je hoofd te leren als je niet weet hoe je de naamvallen moet bepalen!

Weet dus goed welk zinsdeel in welke naamval staat en welke voorzetsels bij welke naamval horen!

Slide 19 - Slide

Bijvoeglijk naamwoord
Ook hier geldt: 
Het heeft GEEN zin om dit rijtje uit je hoofd te leren als je niet weet hoe je de naamvallen moet bepalen!
Weet dus goed welk zinsdeel in welke naamval staat en welke voorzetsels bij welke naamval horen!

Slide 20 - Slide

der-Gruppe 

Slide 21 - Slide

ein-Gruppe

Slide 22 - Slide

0-Gruppe 

Slide 23 - Slide

Welke werkwoorden
'regeren' de 3e naamval?

Slide 24 - Mind map

werkwoorden 3e naamval
begegnen, danken, gefallen, glauben, gehören, gratulieren, helfen

Slide 25 - Slide

Welke werkwoorden
'regeren' de 4e naamval?

Slide 26 - Mind map

werkwoorden 4e naamval
fragen, bitten, es gibt, kosten, interessieren

Slide 27 - Slide

Ik weet wat ik moet doen om mij goed voor te bereiden op de toets
010

Slide 28 - Poll

Viel Erfolg!
Het lijkt veel...
80% is herhaling van voorgaande jaren! :)


Slide 29 - Slide