Spelling voltooid deelwoorden

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1

Het leerdoel is ...

... je leert hoe je de persoonsvormen in de tegenwoordige, verleden en voltooide tijd correct schrijft.

Wat gaan we vandaag doen?

• Bespreken huiswerk (opdracht 5, blz. 185)
• Herhalen werkwoordspelling tegenwoordige en verleden tijd
• Uitleg voltooid en onvoltooid deelwoord

• Oefeningen LessonUp maken

• Opdracht 1, 2, 3 en 4 (blz. 127)

Antwoorden opdracht 5 blz. 185

De belangrijkste vraag is ...

... is het werkwoord de persoonsvorm in de zin?

Hoe herken je de persoonsvorm?

• Zin vragend maken
• Getalsproef: enkelvoud / meervoud of meervoud / enkelvoud
• Andere tijd zetten 

De stam

• hele werkwoord: klimmen 

ik-vorm: -en -> klim

• hele werkwoord: wrijven

ik-vorm: -en -> wrijv -> wrijf

Werkwoordvervoeging verleden tijd - sterke werkwoorden

De klank verandert in de verleden tijd:

spreken/ spraken

zwemmen/ zwommen

Gebruik nooit twee dezelfde klinkers/

medeklinkers achter elkaar 

smelten/ smolten, beginnen/ begonnen

Voltooid deelwoord

Voltooid deelwoord van sterke werkwoorden 

eindigt vaak op -en.

                          Voltooid deelwoord van zwakke werkwoorden 

- uitgang van de stam ('t ex-kofschip) bepaalt of het werkwoord eindigt op een 'd' of een 't'.

Onvoltooid deelwoord 

• Geeft aan dat een handeling nog aan de gang is.
• Het onvoltooid deelwoord spel je als:
   infinitief (hele werkwoord) + d

      Vb. juichen + d = juichend

Stappenplan - kijk op blz. 264 

1. Is het persoonsvorm? -> ja
2. Is het tegenwoordige of verleden tijd?
3. Is het meervoud of enkelvoud?
4. Als de persoonsvorm in de verleden tijd staat, bepaal of het een sterk of zwak werkwoord is.
5. Geen persoonsvorm? Kan het een voltooid deelwoord zijn.

Stappenplan persoonsvorm (verleden tijd)

1. Is het persoonsvorm? -> ja
2. Verleden tijd
3. Tegenwoordige tijd -> enkelvoud: ik-vorm of
   jij/je erachter -> ik-vorm + t 
4. 
   

Zelf aan de slag ...

Maak de LessonUp en daarna opdracht 1, 2, 3 en 4
Wat niet af is, is huiswerk!

Werkwoordspelling verleden tijd.
Hij ......... het huis.

1. verfte
2. vervde
3. verfde
4. verften

Wat is juist gespeld?

1. Het hout is opgebrandt.
2. Het hout is opgebrand.
3. Het hout is opgebrant.

Werkwoordspelling

1. De oude man verstuurt de brief.
2. De oude man verstuurd de brief.

Het gebeur... regelmatig dat men fouten maakt in werkwoordspelling.

1. gebeurd
2. gebeurt
3. gebeurdt
4. gebeurdde

Werkwoordspelling verleden tijd.
De jongens .............. naar hun coach.

1. rende
2. renden
3. rente
4. renten

werkwoordspelling

1. hij heeft de boel belazerd.
2. hij heeft de boel belazert.

De docent (beoordelen) ons op onze kennis van werkwoordspelling.

1. beoordeeld
2. beoordeelt

... (vinden) jij werkwoordspelling moeilijk om te leren?

1. Vindt
2. Vind
3. Vint
4. Vintd

Werkwoordspelling heeft de klas vaker (oefenen).

1. geoefent
2. geoefend
3. geoefendt
4. ge-oefend

Zelf aan de slag ...

Maak nu opdracht 1, 2, 3 en 4
Wat niet af is, is huiswerk!

Antwoorden opdracht 1 (blz. 126)

Antwoorden opdracht 2 (blz. 126)

Antwoorden opdracht 3 (blz. 126)

Antwoorden opdracht 4 (blz. 126)

Ik kan... 

...de persoonsvormen in de tegenwoordige, verleden en voltooide tijd correct schrijven.