Adjectif

Le programme
Vérifier

1 / 12
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 12 slides, with interactive quiz, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Le programme
Vérifier

Slide 1 - Slide

L'adjectif
Het bijvoeglijk naamwoord in het Frans

Slide 2 - Slide

Waar zegt het bijvoeglijk naamwoord iets over in een zin?
A
Het bnw zegt iets over een werkwoord.
B
Het bnw zegt iets over een bijwoord.
C
Het bnw zegt iets over een zelfstandig naamwoord.
D
Het bnw zegt iets over het onderwerp.

Slide 3 - Quiz

Lesdoelen:

  • weten wat een adjectif is.
  • uitleggen hoe je een adjectif maakt en gebruikt.
  • oefenen met adjectif.

Slide 4 - Slide

Qu'est-ce qu'on va faire?
  1. Uitleg l'adjectif
  2. Uitzonderingen
  3. Kennis toetsen

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Video

Bijvoeglijk naamwoord vorm
Het bnw past zich aan, aan het zelfstandig naamwoord waarop het bnw terugslaat.

Slide 7 - Slide

Bijvoeglijk naamwoord: plaats
Het bnw komt NA het zelfstandig naamwoord.

Exemple: La robe rouge.
Le pantalon moche.

Slide 8 - Slide

Bijvoeglijk naamwoord: plaats
uitzonderingen: (deze woorden komen vóór het znw)
premier
beau/belle - joli
grand - petit
nouveau/nouvelle

Exemple: La belle robe./ Le beau pantalon.


Slide 9 - Slide

Slide 10 - Link

Résu
  • Wat is een adjectif in het Nederlands?
  • Waar zegt het adjectif iets over?
  • Hoe vorm je een adjectif?
  • Waar staat het adjectif, ervoor of erna



Slide 11 - Slide

Slide 12 - Link