GC Mijn School les 17 future

• Engels
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 3

Checken

Hieronder staan 3 zinnen. Bedenk per zin welke vorm is gebruikt en wat de regel daarbij is. 

• I am meeting my friend at 5 PM.
• Look out! That car is going to crash!
• The bus leaves at 7 AM.

Future 

Future

Je gebruikt de toekomstige tijd als je praat over dingen die in de toekomst gaan gebeuren. In het Engels kan dat op 4 manieren:

1. will / shall
2. to be going to 
3. present continuous
4. present simple

Maar wanneer gebruik je welke manier?

1. Will / shall

Bij voorspelling, aanbod of belofte die wordt gedaan op het moment van spreken. Het zijn spontane beslissingen.

• 'I will help you move to your new house next week' -> aanbod

'Shall' wordt vaak gebruikt bij vraagzinnen met 'I' en 'we'

• Shall we have dinner next week? -> aanbod

3. Present continuous

Bij plannen / afspraken in de toekomst die vooraf gemaakt zijn

• I am meeting my friend at 5.
• My brother is flying to Sydney next week.

To be (am/are/is) + ww + ing

2. To be going to

Bij plannen en voorspellingen met bewijs.

• I'm going to visit London next week -> plan
• Look at the clouds! It is going to rain. -> bewijs

To be (am/are/is) going to + hele ww

4. Present simple

Bij vaste schema's zoals rooster of dienstregeling

• The train leaves at 8 o’clock.
• The movie starts at 7 o'clock.
• The cocktail workshop is next week.

Hele ww
Bij he/she/it: ww + s

Tina __________ (go) to Italy tomorrow morning at 3pm.

1. will go
2. is going to go
3. is going
4. goes

I ... (eat) my sandwich for lunch.

1. will eating
2. will eat
3. am eating
4. am going to eat

Om aan te geven dat iets volgens een schema of rooster verloopt gebruik je ...

1. Will / shall
2. To be going to
3. Present continuous
4. Present simple

Om aan te geven dat je iets gaat doen dat vooraf is afgesproken gebruik je ...

1. Will / shall
2. To be going to
3. Present continuous
4. Present simple

Om iets aan te bieden, iets te beloven of een voorspelling te maken gebruik je...

1. Will / shall
2. To be going to
3. Present continuous
4. Present simple

Om aan te geven dat je iets van plan bent om te doen of een voorspelling hebt met bewijs gebruik je ...

1. Will / shall
2. To be going to
3. Present continuous
4. Present simple

www.ego4u.com

www.englishpage.com

"Wait! I ______ the door". (close)

1. will close
2. am going to close
3. am closing
4. closed