Wie is de mol?

1 / 23
next
Slide 1: Slide
ScheikundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Video

klaar voor de test?
Pak je rekenmachine erbij en je BINAS (dat is je 'mol-boekje')

Slide 3 - Slide

De mol is ........
A
.... een vrouw
B
..... een man
C
..... een aantal
D
..... een chemische formule

Slide 4 - Quiz

Welk getal komt overeen met mol?
A
6,2 * 10^23
B
6,0 * 10^23
C
1,6 * 10^-27
D
1,7 * 10^-24

Slide 5 - Quiz

Naar wie is het getal 'mol' vernoemd?
A
Newton
B
Van der Waal
C
Bohr
D
Avogadro

Slide 6 - Quiz

Hoeveel zuurstof atomen zitten er in 1 mol watermoleculen?
A
1
B
1 mol
C
2
D
2 mol

Slide 7 - Quiz

Van mol naar gram doe je...
A
Keer dat grote getal
B
Gedeeld door dat grote getal
C
Keer de molecuulmassa
D
Gedeeld door de molecuulmassa

Slide 8 - Quiz

van kg naar mol moet je....
A
gedeeld door 1000 en dan gedeeld door de molecuulmassa
B
gedeeld door 1000 en dan keer de molecuulmassa
C
keer 1000 en dan gedeeld door de molecuulmassa
D
keer 1000 en dan keer de molecuulmassa

Slide 9 - Quiz

Bereken: 400,8 gram calcium komt overeen met:
A
10 mol calcium
B
1,0 mol calcium
C
10 mol kalium
D
1,0 mol kalium

Slide 10 - Quiz

Bereken: 5,80 mol bariumnitraat komt overeen met (niet op significantie letten):
A
994 gram
B
1.516 gram
C
1.208 gram
D
1.354 gram

Slide 11 - Quiz

Bereken: 10,0 gram alcohol (ethanol) komt overeen met...
A
0,217 mol
B
0,312 mol
C
0,167 mol
D
0,0555 mol

Slide 12 - Quiz

De eenheid van molariteit is...
A
gram / L
B
mol / L
C
L / gram
D
L / mol

Slide 13 - Quiz

Stel, je hebt 200 mL van een suiker-oplossing van 0,5 mol/L. Hoeveel suiker zit daarin?
A
1,0 mol
B
0,5 mol
C
0,2 mol
D
0,1 mol

Slide 14 - Quiz

Je hebt 0,20 mol van een zout opgelost tot een 0,50 M oplossing. Hoeveel liter oplossing heb je gemaakt?
A
0,40
B
2,5
C
0,50
D
0,10

Slide 15 - Quiz

1,0 mol van een gas komt overeen met 24,5 L. Stel, je hebt 49 L van dat gas. Dat is ....
A
24 mol
B
2,0 mol
C
24,5 mol
D
0,50 mol

Slide 16 - Quiz

Methaan reageert met zuurstof in de molverhouding.....
A
1 : 1
B
1 : 3
C
2 : 1
D
1 : 2

Slide 17 - Quiz

In een toetsvraag wordt gevraagd hoeveel mol zout er in de zee zit....
A
Dat is een makkie!
B
Dat is een lastige opdracht!
C
Dat is een mollenstreek!
D
Dat is goed te doen!

Slide 18 - Quiz

In een toetsvraag wordt gevraagd hoeveel mol zout er zit in een liter zeewater.
A
Makkie! Staat in BINAS
B
Goed te doen! BINAS 64A en effe rekenen!
C
Dat is wéér een mollenstreek!
D
Alleen voor Einstein! BINAS 64A en uren rekenen!

Slide 19 - Quiz

De molaire massa van ijzer(III)oxide is...
A
71,844 g/mol
B
231,53 g/mol
C
159,69 g/mol
D
106,87 g/mol

Slide 20 - Quiz

Bereken: Het massa% ijzer in ijzer(III)oxide is...
A
69,9 %
B
60,0 %
C
40,0 %
D
70,0 %

Slide 21 - Quiz

Stel, je hebt 0,10 M aluminiumsulfaat-oplossing. Wat is de concentratie sulfaat-ionen?
A
0,10 mol/L
B
0,30 mol/L
C
0,20 mol/L
D
Dat kun je niet weten.

Slide 22 - Quiz

Wie is de Mol?
A
De scheikunde-docent
B
6,02 * 10^23
C
De drukste leerling
D
de roostermaker

Slide 23 - Quiz