Herhaling lesbrief Jong en Oud 1 t/m 7

• Economie
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 4,5

Herhaling lesbrief Jong en Oud

H1 t/m H7

Ik verdien van een bijbaantje in 2019 €12.000 in 2020 verdien ik €7.000. Wat is de procentuele verandering?

1. 41,73%
2. - 41,67%
3. 71,43%
4. - 71,43%

Wat is de beste beschrijving van inflatie?

1. Geldontwaarding
2. Stijging van het gemiddelde prijspeil
3. Daling van je koopkracht
4. Stijging van de prijzen

Wat is koopkracht?

1. Hoeveel geld je hebt.
2. De hoeveelheid producten die je kunt kopen.
3. Hoeveel spaargeld je hebt
4. Hoeveel euro's je kunt uitgeven.

Inflatie kan verschillende oorzaken hebben. Wat is een mogelijke oorzaak van inflatie?

1. De lonen worden dit jaar niet verhoogd.
2. De btw-tarieven stijgen.
3. Het aanbod van producten stijgt.
4. De vraag naar goederen en diensten neemt af.

Inflatie

Je geld wordt minder waard

Wat is het gevolg van inflatie?

Prijzen 

stijgen

Je kan minder kopen voor hetzelfde geld

Je koopkracht daalt

Heeft Klomb een dominante strategie?

1. Ja, geen korting
2. Ja, wel korting
3. Nee

Waar ligt het evenwicht?

1. Wel korting
2. Geen korting
3. Er is geen evenwicht

Twee beweringen.

I. De omzet is een voorraadgrootheid.
II. Inkomen is een stroomgrootheid.

Welke bewering(en) is/zijn juist?

1. Beide zijn goed
2. 1 is goed en 2 is fout
3. 1 is fout en 2 is goed
4. Beide zijn fout

Voorbeelden van aftrekposten zijn:

1. arbeidskorting, pensioenpremie en reiskostenvergoeding
2. arbeidskorting en algemene heffingskorting.
3. arbeidskorting, algemene heffingskorting en rente over een hypothecaire lening
4. rente over hypothecaire lening voor eigen woning en pensioenpremies

Bij een progressief belastingstelsel is het marginale heffingstarief ...

1. kleiner dan het gemiddelde heffingstarief.
2. even groot als het gemiddelde heffingstarief.
3. groter dan het gemiddelde heffingstarief

Twee beweringen over ruilen over de tijd:
(1) Zowel bij het omslag- als kapitaaldekkingsstelsel wordt er geruild over de tijd.
(2) Bij het kapitaaldekkingsstelsel leg je als het ware premie in voor jezelf.

1. Beide zijn goed
2. (1) is goed en (2) is fout
3. (1) is fout en (2) is goed
4. Beide zijn fout

Twee beweringen:
(1) Belasting die je betaalt over je inkomen is een stroomgrootheid.
(2) De belastingschuld van Bart is een voorraadgrootheid. Welke bewering(en) is/zijn juist?

1. Beide zijn goed
2. (1) is goed en (2) is fout
3. (1) is fout en (2) is goed
4. Beide zijn fout

Door nivellering komt de Lorenzcurve verder van de diagonaal af te liggen

1. Onjuist
2. Juist

Bruto inkomen = € 30.000
Aftrekposten = € 5.000
Heffingskorting = € 1.000. Bereken hoeveel belasting er betaald moet worden.

1. € 8.346,39
2. € 9.137,51
3. € 10.346,39
4. € 11.137,51

Bruto inkomen = € 30.000
Aftrekposten = € 5.000
Heffingskorting = € 1.000.

Het bedrag dat betaald werd aan belasting was € 8.346,39.
Bereken het gemiddeld heffingstarief.

1. 27,8%
2. 33,4%
3. 36,55%
4. 51,95%

Bruto inkomen = € 30.000
Aftrekposten = € 5.000
Heffingskorting = € 1.000.

Het bedrag dat betaald werd aan belasting was € 8.346,39.
Bepaal het marginaal belastingtarief voor deze persoon.

1. 33,45%
2. 36,55%
3. 40,85%
4. 51,95%

Van welk beginsel spreken we hieronder?

'De sterkste schouders dragen de zwaarste lasten'.

Welk begrip hoort hier bij?
Als aan iedereen dezelfde premie berekend wordt, zullen alleen de slechte risico’s zich gaan verzekeren en de goede niet meer.

1. averechtse selectie
2. moreel wangedrag
3. asymmetrische informatie
4. eigen risico

In welk jaar / welke jaren is de koopkracht niet gestegen? Verklaar je antwoord.

1. In alle jaren.
2. 2012, 2013 en 2018
3. 2012, 2016 en 2017
4. 2013, 2016 en 2018

Bereken de (afgeronde) consumentenprijsindex (CPI)

1. 110,1
2. 92,9
3. 102,0
4. 127,9

Twee beweringen:
(1) Progressief wil zeggen: hoe hoger het belastbaar inkomen, hoe hoger het bedrag aan inkomensheffing.
(2) Door een progressief belastingstelsel wordt de verhouding hoog/laag inkomen kleiner.

1. Beide zijn goed
2. (1) is goed en (2) is fout
3. (1) is fout en (2) is goed
4. Beide zijn fout

Inkomen dat verdiend wordt door het inzetten van productiefactoren noemen we ... inkomen

Waaruit bestaat de loonheffing?

1. Nettoloon en loonbelasting
2. Loonbelasting en sociale premies werkgever
3. Sociale premies werkgever en sociale premies werknemer
4. Loonbelasting en sociale premies werknemer

Nominale BBP met 4% gestegen en reële BBP met 2% gestegen.
De prijzen zijn

1. gestegen
2. gedaald
3. gelijk gebleven
4. kun je niets over zeggen

Moreel wangedrag

Averechtse selectie

Lage risico's krijgen korting op de premie of een cadeau

Eigen risico

Bij het omslagstelsel ...

1. betaalt iedereen voor zichzelf
2. Is er altijd genoeg geld
3. worden alle betalingen geïnvesteerd voor later
4. is er sprake van verplichte solidariteit

Bedrijfspensioen is gebaseerd om het omslagstelsel

1. Juist
2. Onjuist

Wat is het verschil tussen een aandeel en een obligatie