Oefenen: voorzetselvoorwerp of bijwoordelijke bepaling?

Voorzetselvoorwerp of bijwoordelijke bepaling?
1 / 17
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Voorzetselvoorwerp of bijwoordelijke bepaling?

Slide 1 - Slide

Mijn klasgenoten hebben wel vertrouwen (in hun mentor).
A
voorzetselvoorwerp
B
bijwoordelijke bepaling

Slide 2 - Quiz

Straks trakteert mijn lieve moeder (op een waterijsje).
A
voorzetselvoorwerp
B
bijwoordelijke bepaling

Slide 3 - Quiz

Wij voetbalden vroeger altijd (op straat).
A
voorzetselvoorwerp
B
bijwoordelijke bepaling

Slide 4 - Quiz

De rode brandweerauto staat (voor ons huis)
A
voorzetselvoorwerp
B
bijwoordelijke bepaling

Slide 5 - Quiz

Deze klas heeft altijd erg veel plezier (in het tekenlokaal).
A
voorzetselvoorwerp
B
bijwoordelijke bepaling

Slide 6 - Quiz

Het paard bleef stilstaan (voor de hindernis).
A
voorzetselvoorwerp
B
bijwoordelijke bepaling

Slide 7 - Quiz

Hij hangt erg (aan zijn moeder).
A
voorzetselvoorwerp
B
bijwoordelijke bepaling

Slide 8 - Quiz

Ik reken dat wel uit (op de achterkant van het luciferdoosje).
A
voorzetselvoorwerp
B
bijwoordelijke bepaling

Slide 9 - Quiz

De docent Nederlands heeft geen medelijden (met leerlingen die niet leren).
A
voorzetselvoorwerp
B
bijwoordelijke bepaling

Slide 10 - Quiz

Archeologen ontdekken na 3000 jaar een gedecoreerd paardengraf in Sudan.

Na 3000 jaar?
A
bijwoordelijke bepaling
B
Ander voorwerp
C
Voorzetselvoorwerp

Slide 11 - Quiz

Wat is het voorzetselvoorwerp?
Er staat een brandweerauto voor ons huis.

A
staat voor
B
voor ons huis
C
ons huis
D
is er niet

Slide 12 - Quiz

Zij is erg bang voor spinnen.
Wat is het voorzetselvoorwerp?
A
bang voor
B
bang voor spinnen
C
voor spinnen
D
is er niet

Slide 13 - Quiz

Ik ben dit keer benieuwd naar de resultaten van de oefening.
Wat is het voorzetselvoorwerp?
A
is er niet
B
benieuwd naar
C
naar de resultaten
D
naar de resultaten van de oefening

Slide 14 - Quiz

En nu jullie!
- Schrijf de zin over
- Verdeel elke zin in zinsdelen
- Benoem de zinsdelen

Klaar?
Vergelijk je antwoorden met je buurman/buurvrouw; hebben jullie hetzelfde opgeschreven?
timer
5:00
1. Ze hebben iedereen een gratis drankje aangeboden.

2. De docent van het Alfacollege werd gisteren onwel tijdens de les.

3. Volgens de Citotoets is hij geschikt voor het gymnasium.

Slide 15 - Slide

Check de zinnen:
  1. Ze | hebben | iedereen | een gratis drankje | aangeboden.
    ow      wg             mv                        lv                        wg

  2. De docent van het Alfacollege | werd | gisteren | onwel | tijdens de les.

                            ow                              ng           bwb          ng          bwb             

  3. Volgens de citotoets | is | hij | geschikt | voor het gymnasium.
              bwb                      ng  ow        ng                     vzv


Slide 16 - Slide

Aan de slag
Wat

Huiswerk voor maandag 12 mei:

Grammatica H: VZV, blz. 109
Maken opdrachten 1 t/m 9



Hoe

Eerste 10 minuten individueel, in stilte.
Als de timer afgelopen is mag je zachtjes overleggen met je buurman/buurvrouw


Hulp nodig? 
Steek je vinger op, dan kom ik langs.


Klaar?
Ga dan extra oefeningen maken in Kern of lezen in je leesboek.


timer
10:00
Volgende keer: bijwoordelijke bepaling

Slide 17 - Slide