Argumenteren V5 Les 2

redeneringen
Vorige les: soorten argumenten:
feitelijke en waarderende argumenten (subjectief)
Vandaag: redeneringen / argumentatieschema's
1 / 39
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 39 slides, with interactive quizzes, text slides and 4 videos.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

redeneringen
Vorige les: soorten argumenten:
feitelijke en waarderende argumenten (subjectief)
Vandaag: redeneringen / argumentatieschema's

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Link

Formuleer je eigen mening / standpunt over de boete voor appen op de fiets. Onderbouw je mening met minimaal twee argumenten.

Slide 3 - Open question

Wat is een redenering?

Slide 4 - Open question

Leerdoelen
  • Je leert welke soorten argumenten er zijn.
  • Je leert welke redeneringen/ argumentatieschema's er zijn. 
  • Je leert je eigen standpunt onderbouwen 

Slide 5 - Slide

Redeneringen
Redenering (argumentatie) = standpunt + argument(en)

In de volgende video wordt uitleg gegeven over de verschillende redeneringen die er zijn. 
Noteer de vijf redeneringen die in het filmpje aan bod komen. 

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Video

Het Nederlands verloedert want jongeren gebruiken steeds meer Engelse woorden als spam, hacken, gamen, cool, relaxed en chill.
A
argumentatie op basis van voorbeelden
B
argumentatie op basis van oorzaak-gevolg
C
argumentatie op basis van kenmerk of eigenschap
D
argumentatie op basis van overeenkomst

Slide 8 - Quiz

Als Jett Rebel volgend jaar optreedt op Lowlands gaan we zeker weer naar het festival. Vorige keer was hij ook top.
A
argumentatie op basis van voorbeelden
B
argumentatie op basis van oorzaak-gevolg
C
argumentatie op basis van kenmerk of eigenschap
D
argumentatie op basis van overeenkomst

Slide 9 - Quiz

Volgens zijn arts heeft hij bloedarmoede. Hij had namelijk allerlei symptomen die er op wijzen: last van vermoeidheid, hartkloppingen, duizeligheid, oorsuizingen en hoofdpijn.
A
argumentatie op basis van voorbeelden
B
argumentatie op basis van oorzaak-gevolg
C
argumentatie op basis van kenmerk of eigenschap
D
argumentatie op basis van overeenkomst

Slide 10 - Quiz

Het wordt warmer op aarde en dat komt door het broeikaseffect.
A
argumentatie op basis van voorbeelden
B
argumentatie op basis van oorzaak-gevolg
C
argumentatie op basis van kenmerk of eigenschap
D
argumentatie op basis van overeenkomst

Slide 11 - Quiz

huiswerk
Opdracht 5: A redenering op basis van een vergelijking
Opdracht 6: A redenering op basis van een kenmerk
Opdracht 7: B redenering op basis van oorzaak/gevolg
Opdracht 8: D redenering op basis van voordelen


Slide 12 - Slide

Volgende les:
argumentatiestructuren:
Lees paragraaf 3, blz 159 en maak opdracht 9 en 10

Slide 13 - Slide

Zondag met Lubach
Je bekijkt zo een aflevering van Zondag met Lubach over het legaliseren van xtc-pillen. 
Welke argumenten worden voor deze legalisering gegeven?
Wat voor soort redeneringen zijn het (op basis van voor- en nadelen, overeenkomst, kenmerk of eigenschap, oorzaak-gevolg, etc.)?

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Video

Zondag met Lubach
Volgens Kees Kramers, hoogleraar medicatieveiligheid, moet xtc gelegaliseerd worden. Welke twee argumenten noemt hij? Op wat voor argument is zijn argument gebaseerd?

Arjen Lubach gaat in op deze argumentatie en komt zelf ook met een ander argument. Welk argument is dat? Op wat voor argument is zijn argument gebaseerd?

Slide 16 - Slide

Zondag met Lubach
Volgens Kees Kramers is het legaliseren van xtc een goed idee, omdat we dan pillen krijgen die goed en zuiver zijn en waarvan we weten wat het is. Hierdoor kan er een goede voorlichting worden gegeven. 
Het andere voordeel is dat we de criminaliteit de wind uit de zuilen nemen.
Argumentatie gebaseerd op voordelen (en nadelen)

Slide 17 - Slide

Zondag met Lubach
Arjen Lubach vindt dat xtc gelegaliseerd moet worden, omdat pillen dan veiliger zullen zijn en dat er daardoor minder ongelukken gebeuren met vervuilde pillen.
Argumentatie op basis van oorzaak-gevolg

Slide 18 - Slide

Argumentatiestructuur
Een argumentatiestructuur is een schema waarin je duidelijk maakt op welke manier argumenten met elkaar en met het standpunt samenhangen. 

Slide 19 - Slide

Argumentatiestructuren
Enkelvoudige argumentatie = één standpunt en één argument
Meervoudige argumentatie = één standpunt en meerdere argumenten
  • onderschikkende argumentatie = een argument wordt ondersteund door één of meer subargumenten (=ketenargumentatie)
  • nevenschikkende argumentatie = twee of meer argumenten ondersteunen gezamenlijk het standpunt

Slide 20 - Slide

Argumentatiestructuren
Enkelvoudige argumentatie 

Je kunt beter geen alcohol drinken.
Het is slecht voor je gezondheid.

Slide 21 - Slide

Argumentatiestructuren
Onderschikkende argumentatie
Je kunt beter geen alcohol drinken.
Het is slecht voor je gezondheid.
Het is slecht voor je lever.

Slide 22 - Slide

Argumentatiestructuren
Nevenschikkende onafhankelijke argumentatie 

Je kunt beter geen alcohol drinken.
Het is slecht voor je gezondheid.
Het is gevaarlijk in het verkeer.

Slide 23 - Slide

Argumentatiestructuren
Nevenschikkende afhankelijke argumentatie 

Heel Nederland heeft last van het slechte weer.
In Noord-Nederland hadden ze te maken met veel schade door de harde wind.
Terwijl Zuid-Nederland met name te maken had met wateroverlast.

Slide 24 - Slide

Argumentatiestructuren
Combinatie van argumentaties 
Je kunt beter geen alcohol drinken.
Het is slecht voor je gezondheid.
Het is gevaarlijk in het verkeer.
Het is duur.
Het is slecht voor je lever.
Met drank op moet je een taxi nemen.
Een taxi kost meer dan zelf rijden.

Slide 25 - Slide

Argumentatiestructuren
Stelling: Het festival van afgelopen weekend was niet leuk.

  • Het regende drie dagen onafgebroken. 
  • Een flesje water kostte 5 euro.
  • Het vliegtuig had vertraging. 
  • Het was erg duur. 
  • De hoofdact kwam niet opdagen. 

Slide 26 - Slide

Argumentatiestructuren
Het festival van afgelopen weekend was niet leuk.
Het vliegtuig had vertraging. 
Het was erg duur. 
De hoofdact kwam niet opdagen.
Een flesje water kostte 5 euro. 
Het regende drie dagen onafgebroken.

Slide 27 - Slide

Argumentatiestructuren
Maak van onderstaande stelling en argumenten een argumentatiestructuur. Noteer ook welke structuur je gebruikt hebt.
Tijdens huiswerkuren ben je verplicht aanwezig.
Er is geen afleiding door tv, telefoon of familieleden.
Huiswerk maken op school is beter voor de leerresultaten.
De kans dat je je huiswerk maakt is groter.
Je werkt op school onder toezicht.
Op school kun je je beter concentreren.
Je kunt om hulp vragen bij docenten.

Slide 28 - Slide

Argumentatiestructuren
Huiswerk maken op school is beter voor de leerresultaten.
Op school kun je je beter concentreren.
Je kunt om hulp vragen bij docenten.
De kans dat je je huiswerk maakt, is groter.
Er is geen afleiding door tv, telefoon of familieleden.
Je werkt op school onder toezicht. 
Tijdens huiswerkuren ben je verplicht aanwezig.

Slide 29 - Slide

Ballondebat
Uitleg --> zie uitgedeeld blaadje

Slide 30 - Slide

Ballondebat
Ronde 1
Schrijf in je schrift:
  • welke BN'er je gaat spelen;
  • waarom juist jij in de ballon moet blijven (noem minimaal twee redenen).
De namenkiezer kiest vijf leerlingen die het ballondebat gaan uitvoeren.

Ronde 2
  • waarom moeten de andere personages eruit?

Slide 31 - Slide

Herhaling 
Welke vijf verschillende redeneringen (argumentatiestructuren) zijn er?

Slide 32 - Slide

Drogredenen

Slide 33 - Slide

Slide 34 - Video

Slide 35 - Video

Drogredenen
Een drogreden is een argument dat niet klopt. 
  • Argumentatiefouten
  • Argumentatietrucs

Slide 36 - Slide

Drogredenen
Overtreden van argumentaties (= redeneringen)
  1. Onjuist oorzaak-gevolgrelatie
  2. Onjuist beroep op kenmerk/eigenschap
  3. Overdrijven van voor- en nadelen
  4. Vals dilemma
  5. Overhaaste generalisatie
  6. Onjuist beroep op autoriteit
  7. Persoonlijke aanval

Slide 37 - Slide

Drogredenen
Overtreden van argumentaties (= redeneringen)
8. Verkeerde vergelijking 
9. Beroep op traditie
10. Ontduiken bewijslast
11. Cirkelredenering
12. Vertekenen van een standpunt
13. Bespelen van het publiek
14. Verschuiven bewijslast
15. Stok achter de deur

Slide 38 - Slide

Als je een tegenargument weerlegt, dan ontkracht je het gegeven tegenargument en zeg je dus dat het tegenargument niet klopt.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 39 - Quiz