1.3 Bewegingsapparaat

1 / 43
next
Slide 1: Slide
Lichamelijke opvoedingMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 43 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Anatomie
Fysiologie
Houdt zich bezig met het bestuderen van de opbouw van het menselijk lichaam
Is de wetenschap die zich bezighoudt met hoe het lichaam functioneert
Gaat over opbouw van cellen en spieren 
Gaat over het bewegen (van spieren en lichaam)

Slide 7 - Drag question

This item has no instructions

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Een volwassen persoon heeft ongeveer 350 botten
A
Waar
B
Niet waar

Slide 9 - Quiz

Een baby wordt geboren met zo'n 350 botten, volwassenen hebben ongeveer 206 botten. 

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Waarvoor dient het skelet?
A
Stevigheid
B
Bescherming
C
Beide antwoorden zijn goed
D
Beide antwoorden zijn fout

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

Kogelgewricht
Ellipsvormig gewricht
Zadelgewricht
Rolgewricht
Zet het juiste onderdeel bij het goede gewrichtssoort
Scharniergewricht
Heup
Knie
Schouder
Onderarm
Elleboog
Vingers
Duim

Slide 13 - Drag question

Eén-assig
Rolgewricht
Bij een rolgewricht rollen de botten over elkaar heen. Dit gebeurt bijvoorbeeld in de onderarm waarbij het spaakbeen om de ellepijp draait. Ga naar de pagina van het rolgewricht.
Schaniergewricht
Een schaniergewricht werkt net als een schanier van een deur. Het gewricht kan ook alleen maar heen en weer bewegen. Dit gebeurt bijvoorbeeld tussen de vingerkootjes. Ga naar de pagina van het schaniergewricht.
Twee-assig
Zadelgewricht
Bij een zadelgewricht liggen twee zadelvormige botvlakken op elkaar. Er kan hier om twee assen bewogen worden. Een voorbeeld hiervan is het gewricht tussen de handwortel en het middenhandsbeentje van de duim. Ga naar de pagina van het zadelgewricht.
Eivormig gewricht
Het ei- of ook wel ellipsoïd gewricht, heeft een bol en een hol ellipsvormig (eivormig) gewrichtsvlak. Het eivormig gewricht heeft twee bewegingsmogelijkheden. Dit gewricht is te vinden tussen de vinger en de handplam. Ga naar de pagina van het eivormig gewricht.
Drie-assig
Kogelgewricht
Een kogelgewricht bestaat uit een kogel in een kom. Dit gewricht heeft veel bewegingsvrijheid. Dit gewricht zit bijvoorbeeld in je heup en in je schouder. Je kan je arm voor- en achterwaarts, maar ook zijwaarts bewegen. Daarnaast kan je je bovenarm in zijn eigen lengterichting roteren. Ga naar de pagina van het kogelgewricht.
Kogelgewricht
Ellipsvormig gewricht
Zadelgewricht
Rolgewricht
Zet het juiste onderdeel bij het goede gewrichtssoort
Scharniergewricht
Heup
Knie
Schouder
Onderarm
Elleboog
Vingers
Duim

Slide 14 - Drag question

Eén-assig
Rolgewricht
Bij een rolgewricht rollen de botten over elkaar heen. Dit gebeurt bijvoorbeeld in de onderarm waarbij het spaakbeen om de ellepijp draait. Ga naar de pagina van het rolgewricht.
Schaniergewricht
Een schaniergewricht werkt net als een schanier van een deur. Het gewricht kan ook alleen maar heen en weer bewegen. Dit gebeurt bijvoorbeeld tussen de vingerkootjes. Ga naar de pagina van het schaniergewricht.
Twee-assig
Zadelgewricht
Bij een zadelgewricht liggen twee zadelvormige botvlakken op elkaar. Er kan hier om twee assen bewogen worden. Een voorbeeld hiervan is het gewricht tussen de handwortel en het middenhandsbeentje van de duim. Ga naar de pagina van het zadelgewricht.
Eivormig gewricht
Het ei- of ook wel ellipsoïd gewricht, heeft een bol en een hol ellipsvormig (eivormig) gewrichtsvlak. Het eivormig gewricht heeft twee bewegingsmogelijkheden. Dit gewricht is te vinden tussen de vinger en de handplam. Ga naar de pagina van het eivormig gewricht.
Drie-assig
Kogelgewricht
Een kogelgewricht bestaat uit een kogel in een kom. Dit gewricht heeft veel bewegingsvrijheid. Dit gewricht zit bijvoorbeeld in je heup en in je schouder. Je kan je arm voor- en achterwaarts, maar ook zijwaarts bewegen. Daarnaast kan je je bovenarm in zijn eigen lengterichting roteren. Ga naar de pagina van het kogelgewricht.

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

In het menselijk lichaam komt spierweefsel voor in:
A
1 vorm
B
3 vormen
C
2 vormen
D
4 vormen

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Het maag-darmstelsel, bloedvaten, luchtwegen en voortplantingsorganen zijn voorbeelden van:
A
Willekeurige spieren
B
Dwarsgestreept spierweefsel
C
Glad spierweefsel
D
Hartweefsel

Slide 18 - Quiz

This item has no instructions

We hebben met spieren de 'origo' en de 'insertio' sleep de goede betekenis naar de woorden. 
Origo
Insertio
Begin
Eind

Slide 19 - Drag question

This item has no instructions

Spieren werken samen
A
Waar
B
Niet waar

Slide 20 - Quiz

This item has no instructions

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Geef een voorbeeld hoe spieren samenwerken met de woorden 'Agonist' en 'Antagonist'

Slide 22 - Open question

This item has no instructions

Pectoralis major (grote borstspier)
Biceps brachii (biceps/tweehofdige armbuiger)
Deltoideus (deltaspier/driehoekspier)
Gastrocnemius (kuit/kuitbeenspier)
Triceps brachii (triceps/driehoofdige armbuiger)

Slide 23 - Drag question

1 Pectoralis major (grote borstspier)
2 Biceps brachii (biceps/tweehofdige armbuiger)
3 Rectus abdominis (buikspier)
4 Deltoideus (deltaspier/driehoekspier)
5 Trapezius (Monnikskapspier)
6 Triceps brachii (triceps/driehoofdige armbuiger)
7 Latissimus Dorsi (brede rugspier)
8 Gluteus Maximus (grote bilspier)
9 Gastrocnemius (kuit/kuitbeenspier

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

Een spiervezel bestaat uit myofibrillen, waar vindt dan op het kleinste niveau het samentrekken plaats:
A
Kern
B
Sarcomeer
C
Membraan
D
Haarvaten

Slide 25 - Quiz

This item has no instructions

Slide 26 - Slide

This item has no instructions

Slide 27 - Video

This item has no instructions

Wat voor beweging kan jij je nog herinneren wat je hebt geleerd? Hoe ging dat?

Slide 28 - Mind map

This item has no instructions

Slide 29 - Slide

This item has no instructions

Slide 30 - Slide

This item has no instructions

Slide 31 - Slide

This item has no instructions

Slide 32 - Slide

This item has no instructions

Slide 33 - Slide

This item has no instructions

Slide 34 - Slide

This item has no instructions

Slide 35 - Slide

This item has no instructions

Motorisch leren gebeurt in 3 fases, zet ze op de goede volgorde
1
2
3
Cognitieve fase
Autonome fase
Associatieve fase

Slide 36 - Drag question

This item has no instructions

Slide 37 - Slide

This item has no instructions

2

Slide 38 - Video

This item has no instructions

00:40
De grote bloedsomloop loopt dus tussen je hart en longen
A
Waar
B
Niet waar

Slide 39 - Quiz

This item has no instructions

03:32
Slagaders bevatten zuurstof, met welke kleur wordt dit meestal aangegeven?
A
Rood
B
Blauw

Slide 40 - Quiz

This item has no instructions

Slide 41 - Slide

This item has no instructions

Slide 42 - Slide

This item has no instructions

Hebben jullie nog vragen?

Slide 43 - Open question

This item has no instructions