Theorie spreekvaardigheid

Spreekvaardigheid
§ 1.1 Voorbereiding en opbouw van een presentatie
§ 1.2 Aantrekkelijk presenteren
§ 2.1 Informatieve presentaties
Samengevat mbo Nederlands (examenbundel)
1 / 25
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1,2

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Spreekvaardigheid
§ 1.1 Voorbereiding en opbouw van een presentatie
§ 1.2 Aantrekkelijk presenteren
§ 2.1 Informatieve presentaties
Samengevat mbo Nederlands (examenbundel)

Slide 1 - Slide

Wat is spreken?

Slide 2 - Mind map

Wat is spreken?
  • Iets vertellen aan luisteraars. 
  • Communicatie in één richting. Jij vertelt, anderen luisteren. 
  • Complexe vaardigheid: kennis van argumentatie, woordenschat, vloeiendheid, uitspraak, mimiek (gezichtsuitdrukking), lichaamstaal en stemgebruik. 
  • Omgaan met drempelvrees en spreekangst.
  • Spreekvaardigheid wordt getoetst in het instellingsexamen (IE).
    Je krijgt de opdracht een presentatie te houden over onderwerpen uit de (beroeps)opleiding of van maatschappelijke aard. Na de presentatie beantwoord je vragen.

Slide 3 - Slide

Een presentatie houden
  • Ook wel een monoloog. Mono betekent alleen, monoloog betekent alleenspraak.
  • Niet voor iedereen gemakkelijk (spreekangst). 
  • Je publiek verwacht iets van je.
  • Raak de draad van je verhaal niet kwijt, ook niet als er vragen worden gesteld of als de technische omstandigheden lastig zijn. 
  • Je moet kunnen improviseren.
  • Je eigen presentatie evalueren: heb je bereikt wat je wilde?

Slide 4 - Slide

Welke (spreek)doelen
zijn er allemaal?

Slide 5 - Mind map

Doelen
1
informeren
Je wilt je publiek informeren. Je benoemt feiten of beschrijft gebeurtenissen. Bijvoorbeeld in een presentatie over je opleiding of je stage.
2
instrueren
Je geeft aan hoe je iets moet doen of hoe iets werkt. Je geeft stap voor stap instructie. Soms doe je iets voor. Bijvoorbeeld in een presentatie over hoe te handelen bij brand.
3
overtuigen
Je wilt de luisteraar(s) van jouw mening overtuigen of tot handelen aanzetten. Bijvoorbeeld om een goed boek te lezen.
In een mondelinge presentatie heb je vaak te maken met een combinatie van doelen.
Laat tijdens je examen duidelijk zien dat je een doel hebt. Start bijvoorbeeld met: Tijdens deze presentatie informeer ik jullie over …

Slide 6 - Slide

Publiek
  • Stem je taalgebruik en woordkeuze af op je publiek.
  • Gebruik voorbeelden die bij je doelgroep passen.
  • Zorg ervoor dat je weet welk doel je wilt bereiken. 
  • Meestal krijg je in een (examen)opdracht een doelgroep aangereikt: je moet dan doen alsof je voor die doelgroep spreekt.
  • Vraag je het volgende af vóór je een presentatie houdt.
  1. Wat weet het publiek al over het onderwerp.
  2. Hoe kan mijn publiek reageren op het onderwerp?
  3. Hoe kan ik mijn publiek boeien en de aandacht vasthouden?
  4. Welke hulpmiddelen wil ik gebruiken? (Tijdens het examen: PowerPoint).

Slide 7 - Slide

Samenhang
  • Je moet de informatie op een logische manier presenteren.
  • Kies een goede opbouw die voor jou en je publiek logisch is.

Een veelgebruikte opbouw ziet er als volgt uit:

1
Introductie van jezelf
stel jezelf kort voor
2
Inleiding
introductie van het onderwerp, benoem het spreekdoel
3
Kern
de uitgewerkte informatie
4
Slot
samenvatting, conclusie, uitsmijter of call-to-action
5
Afronding
publiek bedanken, ruimte geven voor het stellen van vragen

Slide 8 - Slide

De samenhang in je presentatie versterken
• In de inleiding geef je aan hoe je presentatie eruit gaat zien. Dit kun je doen door het maken van een inhoudsopgave in je PowerPoint. Verder kun je dit benoemen, door bijvoorbeeld te zeggen: Eerst vertel ik iets over het stagebedrijf, daarna vertel ik over de stageafdeling, de werkzaamheden en over mijn specialisatie.
• Je maakt verbanden tussen de onderdelen duidelijk met signaalwoorden. Bijvoorbeeld: Ten eerste, ten tweede, ten slotte, daarna, daarom, hierdoor.
• Je kondigt een nieuw (deel)onderwerp aan: En nu ga ik over op…
• In het slot geef je een samenvatting of een conclusieSamenvattend kan ik zeggen dat … Kortom, … Concluderend …

Slide 9 - Slide

Een spreekplan
  • Als je weet wat je wilt vertellen, kun je je informatie verder uitwerken. 
  • Schrijf je presentatie niet helemaal uit. 
  • Je kunt beter je presentatie in steekwoorden invullen in een spreekplan.

Dit heeft verschillende voordelen:
• Je kunt je presentatie niet voorlezen. Je moet de zinnen op dat moment zelf bedenken.
• Je kunt het schema tijdens je presentatie gebruiken als geheugensteun of spiekbrief.

Slide 10 - Slide

Vragen beantwoorden
Tijdens of na je presentatie kun je vragen krijgen over jouw onderwerp. Geef altijd antwoord op een vraag of geef aan dat je er later nog op terugkomt. Let daarbij op de volgende punten:
• Geef niet te snel antwoord. Je mag best even wachten om na te denken.
• Spreek niet alleen tegen de vragensteller, maar kijk ook de anderen aan.
• Als je een vraag niet begrijpt, zeg dat dan gewoon. Vraag eventueel om verduidelijking.
• Je kunt niet alles weten. Als je het antwoord niet weet, geef dat dan eerlijk toe.

Slide 11 - Slide

Hulpmiddelen gebruiken
Met hulpmiddelen kun je een presentatie boeiender maken. Maar kijk wel uit. Ze kunnen jouw presentatie versterken, maar ze mogen niet de hoofdzaak worden. Je wordt beoordeeld op je presentatie, niet op een mooie PowerPointvoorstelling. 
  • Probeer het hulpmiddel vooraf uit. 
  • Zorg ervoor dat je op de dag van je presentatie ruim op tijd aanwezig bent om eventuele problemen te verhelpen (ongeveer 15 minuten van tevoren).

Slide 12 - Slide

Hardop oefenen!
  • Oefen het presenteren een paar keer. 
  • Doe dat hardop.
  • Gebruik daarbij opnameapparatuur. Je kunt dan horen en/of zien hoe je overkomt en ook controleren hoelang je presentatie duurt. 

Slide 13 - Slide

Tips en aanbevelingen
  • Schrijf de belangrijkste zin helemaal uit in je spreekschema.  Als je zenuwachtig bent, kun je dan de eerste zin oplezen.
  • Begin op tijd met de voorbereiding van je presentatie. Het kost je waarschijnlijk vele tijd om je presentatie te perfectioneren.
  • Bedenk van tevoren welke vragen je na afloop van je presentatie kunt verwachten van je publiek. Bereid je hierop voor.
  • Geef in de inleiding aan dat je publiek vragen aan het einde van de presentatie mogen stellen. Tussendoor vragen beantwoorden haalt je uit je verhaal en is zeker niet aan te raden voor onervaren sprekers.
  • Leer je presentatie niet uit het hoofd, laat ruimte over voor spontaniteit en gebruik alleen steekwoorden op je spiekbrief.
  • Vermijd straattaal, dialect, jongerentaal of populaire woorden tijdens je presentatie.
  • Gebruik niet te vaak stopwoorden zoals: dus, natuurlijk, toen, gewoon, en.
  • Gebruik je vaktaal? Ga dan goed na of je publiek deze woorden wel kent. Kennen ze het woord niet en wil/moet je het toch gebruiken, leg het woord dan uit!
  • Bij het examen word je beoordeeld op je woordenschat. Laat zien dat je veel woorden kent, maar overdrijf niet. Het belangrijkste is dat je woordkeus op zijn plaats is.
  • Probeer bewust langzaam te praten (als je te snel gaat), vooral aan het begin van je presentatie.
  • Probeer je stem laag te houden.
  • Articuleer goed, maar overdrijf niet.

Slide 14 - Slide

Hoe wek jij de interesse van
jouw publiek (in de inleiding)?

Slide 15 - Mind map

Hoe wek jij de interesse van jouw publiek (in de inleiding)?
  • Lees een stukje voor.
  • Laat een dia met een pakkende afbeelding zien.
  • Vertel een korte anekdote (grappig verhaal om je punt te illustreren).
  • Start met een inspirerende vraag.
  • Start met een interessant (wetenschappelijk) feit.
  • Geef je (provocerende) mening over het onderwerp.
  • Prikkel de nieuwsgierigheid van het publiek door hen te laten weten dat ze iets belangrijks niet weten. Nu moeten ze blijven luisteren om erachter te komen wat ze niet weten.
  • Gebruik de ‘stel je eens voor’-methode. Zet de fantasie van je publiek aan het werk.

Slide 16 - Slide

Hoe laat jij een goede indruk achter
bij jouw publiek (in het slot)?

Slide 17 - Mind map

Hoe laat jij een goede indruk achter bij jouw publiek (in het slot)?
  • Eindig met een krachtige uitsmijter.
  • Eindig met een stelling en laat het publiek hierop reageren.
  • Stel een inspirerende vraag op het einde van presentatie (doordenkertje).
  • Eindig met een vraag aan het publiek.
  • Eindig met een feitje, nieuwtje, weetje of een statement.
  • Geef een korte samenvatting of conclusie.
  • Eindig met een call-to-action (oproep tot actie).
  • Eindig je presentatie met een dia met pakkende afbeelding.

Slide 18 - Slide

Wat heb jij nodig tijdens je presentatie
om op terug te kunnen vallen?
A
helemaal niets
B
de complete tekst
C
een spreekschema
D
spreekkaartjes

Slide 19 - Quiz

Spieken?
  • Je kunt een spreekschema gebruiken als spiekbriefje.
  • Je kunt de belangrijkste woorden ook op spreekkaartjes zetten. Dat ziet er professioneler uit. 
  • Gebruik dan één spreekkaartje voor de inleiding, één voor elk deelonderwerp in het middenstuk en één voor het slot. 
  • Belangrijke zinnen, zoals openingszinnen en slotzinnen, kun je het beste voluit in je spreekschema of op je spreekkaartjes noteren.
Let op: tijdens je examen mag je géén hele teksten voor je neus houden. Je mag je presentatie ook niet voorlezen.

Slide 20 - Slide

Welke tips heb jij voor anderen
tegen presentatiestress?

Slide 21 - Mind map

Welke tips heb jij voor anderen tegen presentatiestress?
  • Bereid je extra goed voor.
  • Wees ruim op tijd aanwezig.
  • Zorg dat je spullen klaarliggen en de apparatuur startklaar staat.
  • Maak alvast een informeel praatje met je publiek (examinator).
  • Begin pas met presenteren als je rustig staat. Adem rustig in en uit, ga rechtop staan en kijk het publiek aan. Door diep adem te halen, ontspan je.
  • Bedenk het allerergste wat er mis kan gaan tijdens je presentatie. Hoe groot is de kans dat dat echt gebeurt?
  • Wees eerlijk. Blijf je zo nerveus dat je begint te zweten, te stotteren of een rood hoofd krijgt? Spreek dan uit dat je zenuwachtig bent. Je zult merken dat je daar meteen minder nerveus van wordt.

Slide 22 - Slide

Wat weet je nu, na deze les,
wat je eerder misschien nog niet wist?

Slide 23 - Mind map

Waar heb je nog moeite mee en wil je graag (extra) mee oefenen?

Slide 24 - Mind map

Oefenen met de Nu Nederlands licentie (3e editie)
§ 1.1 Voorbereiding en opbouw van een presentatie (basiscursus), opdrachten:
2. Het publiek aanspreken
3. Inleiding, middenstuk of slot?

§ 1.2 Aantrekkelijk presenteren (basiscursus), opdrachten:
1. Caspers tips
3. Beeld bij een presentatie gebruiken

§ 2.1 Informatieve presentaties (basiscursus), opdrachten: 
3. Een goede inleiding voor een presentatie
4. Signaalwoorden gebruiken
Samengevat mbo Nederlands (examenbundel) - spreken
Lees thuis de tekst door uit de Samengevat mbo Nederlands (examenbundel).
Deze tekst gaat over het examenonderdeel spreken.
Mocht je na het lezen van deze tekst nog vragen hebben, stel deze de volgende les dan aan je docent Nederlands.
Lees een boek, een e-book of luisterboek
Pak een boek uit de kast of lees via de Lees-app.  Via deze app krijg je gratis toegang tot 100 e-books en luister-boeken die speciaal voor mbo-studenten zijn geselecteerd. De boeken zijn direct te downloaden. Je hoeft alleen je e-mailadres in te vullen en een wachtwoord aan te maken. Het is niet nodig om lid te zijn van de bibliotheek.
Aan de slag!

Slide 25 - Slide