8.1 & 8.2 beide lessen gecombineerd

Herhaling 8.1 & 8.2 
1 / 33
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson

Herhaling 8.1 & 8.2 

Slide 1 - Slide

import en export
Nederland importeert goederen en diensten uit het buitenland en exporteert ook goederen en diensten naar het buitenland.

Slide 2 - Slide

Typ waarom je denkt dat we
importeren en exporteren

Slide 3 - Mind map

Handelsbalans
Op de Handelsbalans staat de geldwaarde van de import en export van goederen.

Slide 4 - Slide

Dienstenbalans
Op de Dienstenbalans staat de geldwaarde van de import en export van diensten.

Slide 5 - Slide

betalingsbalans

De betalingsbalans geeft een overzicht van betalingen van / naar het buitenland voor goederen en diensten. Het verschil tussen betalingen aan en ontvangsten uit het buitenland noem je het saldo van de betalingsbalans.

Slide 6 - Slide

Open- en gesloten economie
Open economie: wanneer je veel import en export hebt als land
Voorbeeld: Nederland

Gesloten economie: wanneer je weinig handelt als land
Voorbeeld: Noord-Korea

Slide 7 - Slide

Berekenen uit- en invoerwaarde

Invoerwaarde = Het bedrag dat een land in totaal betaald voor de invoer -> ingevoerde hoeveelheid x prijs per eenheid

Uitvoerwaarde = Het bedrag dat een land ik totaal ontvangt aan de export -> uitgevoerde hoeveelheid x prijs per eenheid

Slide 8 - Slide

Invoerwaarde
Het bedrag dat totaal betaald word aan import

Slide 9 - Slide

Import- en exportquote
= De totale invoerwaarde als percentage van het nationaal inkomen.

Exportpercentage = totale uitvoerwaarde : nationaal inkomen x 100 = ....%
Importpercentage = totale invoerwaarde : nationaal inkomen x 100 = ....%

Tip: Als je import en export niet goed uit elkaar kunt houden onthoud dan:
EXport van Exit, dus dat gaat Nederland uit
Import van In, dus dat gaat Nederland in

Slide 10 - Slide

Globalisering
= Het proces van toenemende internationale handel wordt globalisering of mondialisering genoemd.

Voorbeeld globalisering:
Toyota, werelds grootste autoproducent, heeft fabrieken in 27 verschillende landen en hun auto’s worden in 160 landen verkocht.

Slide 11 - Slide

Interne markt
Een gevolg van globalisering is een toename van de internationale arbeidsverdeling. 


Dit betekent dat een product wordt gemaakt en geëxporteerd door het land dat dit het beste en goedkoopste kan.​

Internationale arbeidsverdeling

Slide 12 - Slide

Internationale concurrentiepositie

De economie verbetert als de export stijgt. Zeker in een land als Nederland, wat een zeer open economie heeft, is de internationale concurrentiepositie erg belangrijk.


De internationale concurrentiepositie wordt bepaald door de prijs en kwaliteit van onze producten in vergelijking met het buitenland.

Slide 13 - Slide

internationale concurrentiepositie
Een goede internationale concurrentiepositie voor Nederland betekent dat we een goede kwaliteit aan producten aan het buitenland leveren, tegen een lage (concurrerende) prijs.

In Nederland hebben we veel kennis en techniek. Wij leveren veel machines en andere technische producten.

Slide 14 - Slide

open economie
Nederland heeft een open economie. Dat wil zeggen dat er veel gehandeld wordt met het buitenland.

Of Nederland naar verhouding veel met het buitenland handelt kun je meten m.b.v. de export- en importquote. Bij een hoge quote spreken we van een open economie. Bij een lage hebben we te maken met een gesloten economie.

Slide 15 - Slide

Protectiemaatregelen (of protectionisme of handelsbelemmeringen) 

Dit zijn maatregelen om handel met het buitenland te weren en hierdoor de eigen economie te beschermen.



 

Het tegenovergestelde van protectionisme is vrijhandel.
Protectiemaatregelen

Slide 16 - Slide

Protectiemaatregelen (protectionisme of handelsbelemmeringen) 

Slide 17 - Slide

Protectiemaatregelen

Slide 18 - Slide

Ander woord voor export is ...
A
import
B
uitvoer
C
transport
D
handel

Slide 19 - Quiz

Import of export?
'Action' koopt producten uit China.

A
import
B
export

Slide 20 - Quiz

Import of export?
Ik ben op vakantie in Frankrijk.

A
import
B
export
C
niks, je bent op vakantie
D
inflatie, je doet aan inflatie

Slide 21 - Quiz

Een voordeel van meer export is ...
A
dat de werkgelegenheid daalt.
B
dat de werkgelegenheid stijgt.
C
dat er meer import is
D
dat je van je oude spullen afkomt

Slide 22 - Quiz

Het voordeel van import voor de Nederlandse consument is ...
A
meer keuze in goederen en diensten.
B
minder keuze in goederen en diensten.
C
je hoeft niets meer te doen, ze komen alles brengen
D
je kunt tenminste lekker eten: chinees, mexicaans etc.

Slide 23 - Quiz

Hoe gaan de stromingen bij import en export?
import
export
geld van Nederland naar het buitenland
geld naar Nederland vanuit het buitenland

Slide 24 - Drag question

Wat is het verschil tussen exporteren en wederuitvoer?

Slide 25 - Open question

Een overzicht van alle betalingen en ontvangsten uit het buitenland noem je de betalingsbalans.
Waar of niet waar
A
Waar
B
Niet waar

Slide 26 - Quiz

Als de waarde van de geïmporteerde goederen groter is dan de waarde van de geëxporteerde goederen heb je:
A
een overschot op de betalingsbalans
B
een tekort op de betalingsbalans
C
een evenwicht op de betalingsbalans

Slide 27 - Quiz

In alle landen van de Europese unie kun je met de euro betalen.
A
juist
B
onjuist

Slide 28 - Quiz

Welke afspraak is er in de
Europese Unie NIÉT gemaakt?
A
Vrij verkeer van kapitaal
B
Vrij verkeer van personen
C
Vrij verkeer van wisselkoersen
D
Vrij verkeer van goederen en diensten

Slide 29 - Quiz

In de Europese Unie (EU) is geen vrijhandel.
A
waar
B
niet waar

Slide 30 - Quiz


Welk land heeft laatst de Europese Unie verlaten?
A
België
B
Groot Brittannië
C
Kroatië
D
Zwitserland

Slide 31 - Quiz

Maak opgaven blz. 238
Maak opgaven 17 tot en met 24

Slide 32 - Slide

Wat te doen? 
Maken rekenopgaven 

blz 242 - 243

Slide 33 - Slide