Gespreksvaardigheid beknopt

• Nederlands
• MBO
• Studiejaar 1

ge·sprek
(het; o; meervoud: gesprekken)

mondeling onderhoud; bespreking, overleg

instructiebijeenkomst

• vooruitblik gespreksvaardigheid
• beoordelingscriteria gesprekken voeren
• soorten gesprekken
• examen bespreken
• oefen opdracht

Waaraan merk jij dat iemand gespreksvaardig is?

gespreksvaardigheid

• beurt nemen en houden: onderbreken, beurt houden
• doorvragen: meer informatie d.m.v. open vragen
• miscommunicatie: elkaar verkeerd begrijpen, controlevraag
• actieve gesprekshouding: open houding, handgebaren, oogcontact, hummen en knikken
• stemgebruik: hard genoeg, duidelijk, rustig

soorten gesprekken

zakelijk gesprek

informeel gesprek

discussie

overleg

beoordelingscriteria

1. beurt nemen en bijdragen aan de samenhang
2. afstemming op doel
3. afstemming op gesprekspartners
4. woordenschat en woordgebruik
5. vloeiendheid, verstaanbaarheid en grammaticale beheersing

beurt nemen & samenhang

1. neemt op doeltreffende wijze beurt
2. gebruikt standaardzinnen om tijd te winnen en beurt te behouden

bijvoorbeeld:

• beurt afwachten zonder passief te zijn
• je gesprekspartnet niet (bruut) onderbreken
• verduidelijking vragen
• inhaken op een suggestie/woord
• standaardzinnen gebruiken om tijd te winnen

verbanden:

• oorzaak-gevolg
• voor- en nadelen

afstemming doel

1. voert gesprek met meerdere doelen
2. pakt draad gesprek weer op na afwijkingen van gesprekdoel

voorbeeld:

• jezelf voorstellen en iets vragen
• resultaten presenteren en een actieplan communiceren
• probleem in kaart brengen en oplossingen bedenken
• voldoende informeren om de luisteraar aan het denken te zetten

afstemming op gesprekspartners

1. kiest in informele en formele situaties makkelijk het juiste register
2. vraagt zo nodig naar meer informatie of naar de bedoeling
3. reageert op non-verbale situaties

voorbeeld:

• amicaal
• afstandelijk
• overtuigend
• populair
• enthousiasmerend
• zakelijk

En reageren op de juiste manier op non-verbale signalen.

woordenschat en woordgebruik

1. beschikt over goede woordenschat en varieert in formuleringen
2. kiest meestal de juiste woorden, al komen vergissingen nog wel voor

het gebruiken van synoniemen en alternatieve formuleren in plaats van (hinderlijke) woordherhalingen.

vloeiendheid, verstaanbaarheid en grammaticale beheersing

1. verstaanbaar (ondanks een accent, fout uitgesproken woord en/of hapering)
2. beheerst de grammatica goed
   kleine fouten in de zinsbouw worden direct verbeterd

https:

Herkansingen

• 2 examengelegenheden
  
• Derde extra examengelegenheid officieel aanvragen bij examencommissie.
  
• Gesprekken voeren, Schrijven en Spreken: in overleg, aan het eind van schooljaar.

oefenen: feedback geven op sollicitatiegesprek

Wat?	feedback geven op gesprek
Waarom?	om te leren hoe gesprekken zijn opgebouwd
Hoe?	Bekijk het Youtubefilmpje en geef feedback
Hulp?	bij de docent
Tijd?	deze les
Uitkomst?	door jou ingevuld feedbackformulier
Klaar?

Zijn er nog vragen met betrekking tot het examen Gesprekken voeren?

Wat heb je geleerd?