This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Lezen 2.3
In deze paragraaf leer je:
• informatieve teksten lezen;
• vaststellen of informatie objectief is;
• tekstdoel en tekstsoort herkennen.
• hoe een internettekst is opgebouwd.
Slide 1 - Slide
Informatieve teksten
Heel veel teksten zijn informatieve teksten. Ze worden geschreven met het doel om de
lezer te informeren over een onderwerp.
Vaak kun je aan de bron al zien dat je met een
informatieve tekst te maken hebt.
Voorbeelden:
Slide 2 - Slide
Nieuwsbericht
Tekst uit krant waarin informatie wordt gegeven over een actuele gebeurtenis.
Slide 3 - Slide
Uiteenzetting
Tekst waarin uitleg wordt gegeven over een onderwerp.
bijvoorbeeld over:
een onderzoek dat is gedaan;
of over oorzaken en gevolgen van een probleem
Slide 4 - Slide
Interviewverslag
Tekst waarin verslag wordt gedaan van een vraaggesprek.
Slide 5 - Slide
Handleiding
Tekst waarin wordt uitgelegd
hoe je iets moet doen of gebruiken.
Slide 6 - Slide
objectief en subjectief
objectief argument --> feitelijke uitspraak, waar of onwaar, heeft geen ondersteuning nodig
subjectief of waarderend argument --> niet-feitelijk er worden gevoelens of overtuigingen genoemd die de mening ondersteunen, je kunt niet zeggen of ze waar of niet waar zijn, je kunt alleen nagaan of jij dat ook zo voelt.
Slide 7 - Slide
Slide 8 - Slide
www.nu.nl
Slide 9 - Link
Wat voor soort informatieve tekst is dit?
A
nieuwsbericht
B
uiteenzetting
C
interviewverslag
D
handleiding
Slide 10 - Quiz
Deze tekst is...
A
subjectief
B
objectief
Slide 11 - Quiz
Het tekstdoel is
A
amuseren
B
overtuigen
C
activeren
D
informeren
Slide 12 - Quiz
Ik heb de theorie goed begrepen.
Slide 13 - Poll
Maken
2.3 lezen opdracht 1 t/m 8
blz. 105-111
Slide 14 - Slide
Noem een verschil tussen een internettekst en een papieren tekst.
Slide 15 - Mind map
opbouw van internetteksten
Je klikt de link alleen aan als je:
1 de informatie nodig hebt om de tekst te begrijpen;
2 de informatie nodig hebt voor het antwoord op je zoekvraag.
Slide 16 - Slide
opbouw van internetteksten
Voorbeelden van veel voorkomende links:
• gemarkeerde/onderstreepte stukjes tekst;
• items in een menu;
• een knop die je moet aanklikken (bijvoorbeeld: verzend);
• een veld dat je moet invullen (bijvoorbeeld een zoekvenster).
Slide 17 - Slide
Wat is het verschil tussen interne en externe links?