3.4 plein M 4e editie omgaan met verschillen

1 / 16
next
Slide 1: Slide
Mens & MaatschappijMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

LEERDOELEN 
Je weet dat bepaalde symbolen, helden en rituelen bij een cultuur horen;
je kunt voorbeelden geven van waarden en normen en kun je uitleggen wat met respect bedoeld wordt;
je kunt voorbeelden geven van feiten en meningen en kun je een standpunt onderbouwen met argumenten;
je kunt voorbeelden geven van vooroordelen.

Slide 2 - Slide

Cultuur
Cultuur: de manier waarop mensen leven.

Bestaat uit vier kenmerken:
taal
geloof
gewoonten
gebruiksvoorwerpen

Ieder land heeft een eigen cultuur, maar mensen nemen ook dingen van andere culturen over.

Slide 3 - Slide

Noem een gewoonte
uit de Nederlandse cultuur

Slide 4 - Mind map

Symbolen, rituelen en helden
Elke cultuur heeft symbolen, rituelen en helden.

Slide 5 - Slide

Symbool
Ritueel
Held

Slide 6 - Drag question

Waarden en normen
Waarde: iets dat je belangrijk vindt.
Bijvoorbeeld: Familie, sport, gezondheid, school.
Norm: een ongeschreven regel die bij een waarde past.
Bijvoorbeeld:
Ik help mijn familie.
Ik ga 2x per week sporten.
Ik eet niet te veel snoep en chips.
Ik doe mijn best op school en maak al mijn huiswerk.

Slide 7 - Slide

Feit en mening
Feit: Het is zo, je kunt dat controleren.
Mening: Wat jij ergens van vindt.
Je mening moet je onderbouwen met argumenten.

Slide 8 - Slide

Feit of mening?
"Apple is beter dan Samsung"
A
Feit
B
Mening

Slide 9 - Quiz

Feit of mening?
"De stad Rotterdam is minder mooi dan Amsterdam"
A
Feit
B
Mening

Slide 10 - Quiz

Feit of mening?
Honden zijn roofdieren
A
Feit
B
Mening

Slide 11 - Quiz

Feit of mening?
"Het koninkrijk van Nederland werd gesticht in 1813"
A
Feit
B
Mening

Slide 12 - Quiz

Feit of mening?
Ik vind geschiedenis stom
A
feit
B
mening

Slide 13 - Quiz

Vooroordeel
Vooroordeel: een mening die niet op feiten is gebaseerd.
Je geeft je mening terwijl je niet precies weet hoe het zit.



Bij een vooroordeel doe je net of alle mensen van die groep dezelfde eigenschap hebben.


Slide 14 - Slide

Bedenk een vooroordeel dat je over oudere mensen kunt hebben.

Slide 15 - Open question

Verwerking
Maak de opdrachten van 3.4
Klaar?
Kijk of je herhaling of verdieping moet maken.
Klaar?
Paraaf vragen en nakijken.
Daarna ook de 2e paraaf vragen.

Slide 16 - Slide