V&A hoofdstuk 2 deel 4

De kruislingse prijselasticiteit
Ek = % verandering vraag / % verandering kruisprijs
1 / 11
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 11 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

De kruislingse prijselasticiteit
Ek = % verandering vraag / % verandering kruisprijs

Slide 1 - Slide

Stel dat de prijs van een product daalt met 2%. De afzet stijgt met 4%. Bereken de prijselasticiteit van de vraag (Ev).
A
Ev = 4/-2 = -2
B
Ev = -4/2 = -2
C
Ev = 2/-4 = -0,5
D
Ev = -2/4 = -0,5

Slide 2 - Quiz

Stel dat de prijs van een product daalt met 2%. De afzet stijgt met 4%. Wat gebeurt er met de omzet?
A
De omzet stijgt met 1,92%. (98 x 104)/ 100
B
De omzet daalt met 8%. -2 x 4 = -8%
C
De omzet stijgt met 2%. 4% - 2% = 2%
D
Antwoord A, B en C zijn alle drie fout.

Slide 3 - Quiz

De prijs van een product daalt en de afzet van een product stijgt. Wat gebeurt er met de omzet?
A
De omzet stijgt.
B
De omzet daalt.
C
De omzet zou zowel kunnen stijgen als kunnen dalen.
D
De omzet blijft gelijk.

Slide 4 - Quiz

De prijs, de vraag, de omzet en de prijselasticiteit
Het verband tussen de prijs van een product en de vraag is altijd negatief.
De elasticiteit (Ev) geeft de verhouding tussen hoeveelheidsverandering (gevolg) en de de prijsverandering (oorzaak) aan.
 
Is de hoeveelheidsverandering groter dan de prijsverandering?
dan geldt  Ev >1. De omzet verandert dan mee in de richting van de hoeveelheidsverandering. Bijv. afzet -4%, prijs +2% --> omzet daalt.

Slide 5 - Slide

De kruislingse prijselasticiteit
De vraag naar een product hangt niet alleen af van de prijs maar ook van de prijs van andere producten, de kruisprijs.

Bijvoorbeeld:
auto's en benzine, koffie en roerstaafjes, 
cola en ice tea, chips en borrelnootjes

Slide 6 - Slide

Door een flinke heffing worden auto's in een land behoorlijk duurder. De vraag naar benzine....
A
neemt hierdoor toe.
B
blijft gelijk.
C
neemt hierdoor af.

Slide 7 - Quiz

De borrelnootjes zijn in de aanbieding. Het aantal verkochte zakken chips ....
A
neemt hierdoor toe.
B
blijft gelijk.
C
neemt hierdoor af.

Slide 8 - Quiz

Substituten of complementen
Goederen die elkaar kunnen vervangen (elkaars concurrenten zijn) noem je substitutiegoederen. Het verband tussen de vraag naar het ene goed en de prijs van het andere goed is positief.

Goederen die elkaar aanvullen (die je samen gebruikt) noem je complementaire goederen. Het verband tussen de vraag naar het ene goed en de prijs van het andere goed is negatief.

Slide 9 - Slide

Ek = %verandering vraag / %verandering kruisprijs.
Stel dat de prijs van sinaasappels stijgt met 1,5%. De vraag naar bananen stijgt hierdoor met 2%. Bereken Ek.
A
Ek = 1,5%/2% = 0,75
B
Ek = 2%/1,5% = 1,33
C
Ek = 2% - 1,5% = 0,5
D
Ek = 2%/-1,5% = -1,33

Slide 10 - Quiz

Ek = %verandering vraag / %verandering kruisprijs.
Stel dat de prijs van aardbeien stijgt met 5%. De vraag naar slagroom daalt hierdoor met 2%.
De kruislingse prijselasticiteit is ...
A
positief en inelastisch
B
positief en elastisch
C
negatief en inelastisch
D
negatief en elastisch

Slide 11 - Quiz