Toets les 3 Kijk op Nederland

Hoe noem je een dag dat het feest is?
A
je verjaardag
B
een schoolreis
C
jarig zijn
D
de feestdag
1 / 26
next
Slide 1: Quiz
BurgerschapMBOStudiejaar 1

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Hoe noem je een dag dat het feest is?
A
je verjaardag
B
een schoolreis
C
jarig zijn
D
de feestdag

Slide 1 - Quiz

Hoe noem je een dag dat het feest is voor iedereen?
A
De verjaardag
B
De koningsdag
C
De Nationale Feestdag
D
De Christelijke feestdag

Slide 2 - Quiz

Wat vier je op je geboortedatum?
A
je verjaardag
B
Nieuwjaar
C
koningsdag
D
taartenfeest

Slide 3 - Quiz

Wat vieren we op 27 april?
A
koningsdag
B
prinsjesdag
C
bevrijdingsdag
D
Pasen

Slide 4 - Quiz

Wat is geen christelijk feest?
A
Pasen
B
Bevrijdingsdag
C
Hemelvaartsdag
D
Pinksteren

Slide 5 - Quiz

Wat vieren de christenen met Kerst?
A
de sterfdag van Jezus
B
de geboortedag van Jezus
C
nieuwjaar
D
oudjaar

Slide 6 - Quiz

Wat is dit?

A
proost
B
oliebollen
C
aftellen
D
vuurwerk

Slide 7 - Quiz

Wat is dit?
A
oliebollen
B
suikerbollen
C
appelflappen
D
gehaktballen

Slide 8 - Quiz

Koningsdag
Sinterklaas
Kerstmis
Hemelvaart
Pasen
Carnaval

Slide 9 - Drag question

Wat vieren de moslims met het Suikerfeest?
A
het einde van de ramadan
B
de geboorte van de profeet Mohammed
C
het begin van de ramadan
D
de geboorte van Jezus

Slide 10 - Quiz

Bij welk feest eten de Nederlanders veel eieren?
A
Kerstmis
B
carnaval
C
Pinksteren
D
Pasen

Slide 11 - Quiz

Welk feest duurt 2 dagen in Nederland?
A
koningsdag
B
Hemelvaartsdag
C
verjaardag
D
Kerstmis

Slide 12 - Quiz

Bij welk feest is er om 0:00 uur vuurwerk?
A
Kerstmis
B
Pasen
C
oud en nieuw
D
carnaval

Slide 13 - Quiz

Wat eten we in Nederland bij een geboorte?
A
taart
B
beschuit met muisjes
C
oliebollen
D
eieren

Slide 14 - Quiz

Als er iemand dood is, zeg je ...
A
gecondoleerd
B
beterschap
C
gefeliciteerd
D
proficiat

Slide 15 - Quiz

Wanneer hangen de Nederlanders een tas met Nederlandse vlag?
A
Als iemand jarig is.
B
Als iemand lid is geworden van de bibliotheek.
C
Als iemand geslaagd is voor zijn schooldiploma.
D
Als iemand geslaagd is voor rijbewijs examen.

Slide 16 - Quiz

Wat is een mening?
A
Iets wat altijd waar is.
B
Hoe iemand denkt over iets.
C
Een probleem.
D
Een gewoonte.

Slide 17 - Quiz

Wat is een traditie?
A
Iets wat mensen al heel lang doen
B
Iets wat weinig mensen doen.
C
Iets wat niet normaal is.
D
Een mening.

Slide 18 - Quiz

Wat is een voorbeeld van een Nederlandse gewoonte(traditie)?
A
Beschuit met muisjes trakteren als iemand een nieuwe baby krijgt.
B
Op bezoek gaan zonder afspraak.

Slide 19 - Quiz

Wat is dit?
A
Gebak
B
Beschuit met muisjes

Slide 20 - Quiz

Wanneer trakteren mensen beschuit met muisjes?

Slide 21 - Open question

In de bus in Nederland.................
A
staan kinderen op voor volwassenen
B
staan volwassenen op voor kinderen

Slide 22 - Quiz

Op sommige feestdagen geven mensen gebak aan andere mensen op het werk: Dit heet.........
A
Vieren
B
trakteren

Slide 23 - Quiz

Welk woord hoort bij ....
A
Het Huwelijk
B
De begrafenis

Slide 24 - Quiz

Welk woord hoort bij ....?
A
Het huwelijk
B
De begrafenis

Slide 25 - Quiz

Hoe vond je deze les?
😒🙁😐🙂😃

Slide 26 - Poll