1vwo- chap 5 online- le 2 avril 2020

la première leçon en ligne

Bienvenue 
Nous allons travailler à distance (we gaan op afstand werken)
Het is belangrijk dat jullie niet tegelijktijd  praten, dus onderin zie je een microfoon, als je het aanklikt, dan hoor ik je niet.
Ik zal het chatten ook openen, zo kan je een vraag stellen.
Ik zal jullie een na een uitnodigen om vragen te stellen.
We gaan de dias bekijken en daar geef ik nog aanwijzingen.
1 / 42
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 42 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

la première leçon en ligne

Bienvenue 
Nous allons travailler à distance (we gaan op afstand werken)
Het is belangrijk dat jullie niet tegelijktijd  praten, dus onderin zie je een microfoon, als je het aanklikt, dan hoor ik je niet.
Ik zal het chatten ook openen, zo kan je een vraag stellen.
Ik zal jullie een na een uitnodigen om vragen te stellen.
We gaan de dias bekijken en daar geef ik nog aanwijzingen.

Slide 1 - Slide

programme de la leçon
But du cours + vocabulaire +
Explication des adjectifs (film)
(théorie= les terminaisons (les vormen)+ la place des adjectifs)
+ quizz
Explication des nombres
+ quizz
Wat heb je geleerd?

Slide 2 - Slide

vocabulaire prononciation
1 vwo chapitre 5 vocabulaire A p 40-41
1vwo chapitre 5 vocabulaire B
1vwo chapitre 5 vocabulaire E
1vwo chapitre 5 vocabulaire F
1vwo chapitre 5 vocabulaire G

Slide 3 - Slide

Doel=but
Vandaag gaan we de bijvoeglijk naamwoorden leren:
Wat is een bijvoeglijk naamwoord eigenlijk?
Eerst de vormen van het bijvoeglijk naamwoord
Dan de plaats van het bijvoeglijk naamwoord

Slide 4 - Slide

Bron C les adjectifs
We gaan kijken naar een filmpje met de uitleg van de bijvoeglijk naamwoorden. Let op: volgende dia zijn de vragen over de film.

Slide 5 - Slide

les adjectifs = les formes (uitgangen)

De normale regel:
mannelijk        vrouwelijk
         ?                    ?             (enkelvoud)
         ?                    ?            (meervoud)
Wat is het meervoud van beau.-nouveau... ?
Wat is het vrouwelijke vorm van beau - nouveau  - rouge -jaune.....?
Wat is het meervouds vorm van vieux /gris ... (trucje????)
timer
1:00

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Video

les adjectifs = les formes (uitgangen)

De normale regel:
mannelijk        vrouwelijk
         -                        +e             (enkelvoud)
         +s                     +es            (meervoud)
Wat is het meervoud van beaux-nouveaux
Wat is het vrouwelijke vorm van belle - nouvelle- rouge- jaune
Wat is het meervouds vorm van vieux /gris ... (trucje????)
timer
1:00

Slide 8 - Slide

 Explication des adjectifs - Plaats
la place de l'adjectif: 
Waar plaats  je de bijvoeglijke naamwoorden in het Frans?


Slide 9 - Slide

Bijvoeglijk naamwoorden in het Frans: 
Het bijvoeglijk naamwoord staat
1-  achter het zelfstandig naamwoord of
2- achter de P.V.
exemples: 
Le jean bleu, la robe rouge, les chaussures vertes
Le jean est bleu, la robe est ., les chaussures sont vertes.
behalve :bon beau joli haut long petit jeune vieux grand gros mauvais méchant nouveau autre premier .(rangtelw)....dernier
bijvoeglijk naamwoorden

Slide 10 - Slide

Welke zin is goed?
A
Je travaille sur mon petits ordinateur.
B
Je travaille sur mon ordinateur petit.
C
Je travaille sur mon petit ordinateur.
D
Je travaille sur mes petits ordinateur.

Slide 11 - Quiz

Wat is de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord?
A
Ses jeans est bleus.
B
Ses jeans sont bleus.
C
Sa jeans est bleu.
D
Ses jeans sont bleu.

Slide 12 - Quiz

Wat is de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord?
A
Elle porte une bleue robe.
B
Elle porte une robe bleus.
C
Elle porte une robe bleues.
D
Elle porte une robe bleue.

Slide 13 - Quiz

Wat is hier de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord?
A
Elle porte les vertes chaussures.
B
Elle porte les chaussures verte.
C
Elle porte les chaussures verte.
D
Elle porte les chaussures vertes.

Slide 14 - Quiz

Qu'est-ce qu'il porte?
A
Il porte des baskets noires.
B
Il porte des chaussettes noires.
C
Il porte des baskets bleus.
D
Il porte des chaussettes bleues.

Slide 15 - Quiz

Wat is de juiste vorm van het bevoeglijk naamwoord?
A
Elle porte son beau blouson.
B
Elle porte son blouson beau.

Slide 16 - Quiz

Welke zin is NIET goed?
A
Le petit garçon a un grand vélo rouge
B
Le président américain habite à la Maison Blanche
C
Les sympa élèves sont dans la classe grand
D
La jeune femme a acheté une nouvelle voiture

Slide 17 - Quiz

Qu'est-ce qu'il porte?
A
Il porte une chemise blanche.
B
Il porte un pull rouge.
C
Il porte un t-shirt blanc.
D
Il porte un t-shirt noir.

Slide 18 - Quiz

Welke zin(nen) is/zijn goed?
A
Ma voisine a de petits chats noir.
B
Ma voisine a des petits chats noirs.
C
Mon voisin a 2 gros chiens noirs.
D
Mon voisin a 2 gros chiens noir.

Slide 19 - Quiz

Slide 20 - Slide





70  soixante-dix            (60-10)
71 soixante et onze      (60 et 11)
72 soixante-douze       (60-12)
73 soixante-treize        (60-13)
74 soixante-quatorze (60-14)
75 soixante-quinze     (60-15)
76 soixante-seize         (60-16)
77 soixante-dix-sept   (60-10-7)
78 soixante-dix-huit    (60-10-8)
79 soixante-dix-neuf  (60-10-9) 
les nombres 70-79

Slide 21 - Slide

80 quatre-vingts (4-20 met een s)
81 quatre-vingt-un      (4-20-1 geen s)
82 quatre-vingt-deux (4-20-2 geen s)
83 quatre-vingt-trois  (4-20-3 geen s)
84 quatre-vingt-quatre(4-20-4 geens)
85 quatre-vingt-cinq     (4-20-5 geen s)
86 quatre-vingt-six        (4-20-6 geen s)
87 quatre-vingt-sept    (4-20-7 geen s)
88 quatre-vingt-huit     (4-20-8 geen s)
89 quatre-vingt-neuf    (4-20-9 geen s)
les nombres 80-89

Slide 22 - Slide


90 quatre-vingt-dix (4-20-dix)
91 quatre-vingt-onze    (4-20-11 )
92 quatre-vingt-douze (4-20-12)
93 quatre-vingt-treize  (4-20-13)
94 quatre-vingt-quatorze(4-20-14)
95 quatre-vingt-quinze     (4-20-15)
96 quatre-vingt-seize         (4-20-16)
97 quatre-vingt-dix-sept (4-20-17)
98 quatre-vingt-dix-huit    (4-20-18)
99 quatre-vingt-dix-neuf  (4-20-19)
les nombres 90-99

Slide 23 - Slide

100 cent
101 cent un           (geen -)
102 cent deux     (geen -)
103 cent trois     (geen -)
104 cent quatre (geen -)
105 cent cinq      (geen -)
106 cent six         (geen -)
107 cent sept      (geen -)
108 cent huit       (geen -)
109 cent neuf      (geen -)
les nombres 100-109

Slide 24 - Slide

110 cent dix 
111   cent onze        (geen -)
112  cent douze     (geen -)
113 cent treize        (geen -)
114 cent quatorze (geen -)
115 cent quinze      (geen -)
116 cent seize          (geen -)
117 cent dix-sept (wel - tussen 10en7 = want 17 is kleiner dan 100)
118 cent dix-huit (wel - tussen 10 en8)
119 cent dix-neuf (wel - tussen 10en9)
les nombres 110-119 let op -

Slide 25 - Slide

120 cent vingts
121 cent vingt et un
122 cent vingt-deux
123 cent vingt-trois
124 cent vingt-quatre
125 cent vingt-cinq
126 cent vingt-six
127 cent vingt-sept
128 cent vingt-huit
129 cent vingt-neuf
les nombres 120-129

Slide 26 - Slide

130 cent trente
geen streepje
131 cent trente et un
132 cent trente-deux
133 cent trente-trois
134 cent trente-quatre
135 cent trente-cinq
136 cent trente-six
137 cent trente-sept
138 cent trente-huit
139 cent trente-neuf
les nombres 130-139

Slide 27 - Slide

140 cent quarante
         geen streepje 
141 cent quarante et un
142 cent quarante-deux
143 cent quarante-trois
144 cent quarante-quatre
145 cent quarante-cinq
146 cent quarante-six
147 cent quarante-sept
148 cent quarante-huit
149 cent quarante-neuf
les nombres 140-149

Slide 28 - Slide

Les nombres
- Tussen tiental en eenheid staat een streepje, behalve bij 
21, 31, 41, 51, 61 en 71. Daar staat et in plaats van het streepje.
- Vingt en cent krijgen in het meervoud een -s wanneer er geen ander telwoord achter staat.
Vergelijk: quatre-vingts en quatre-vingt-un, deux cents en deux cent un
- 1000= mille krijgt nooit een -s. deux mille/dix mille etc...

Slide 29 - Slide

Les nombres
- Tussen tiental en eenheid staat een streepje, behalve bij 
21, 31, 41, 51, 61 en 71. Daar staat et in plaats van het streepje.
- Vingt en cent krijgen in het meervoud een -s wanneer er geen ander telwoord achter staat.
Vergelijk: quatre-vingts en quatre-vingt-un, deux cents en deux cent un
- 1000= mille krijgt nooit een -s. deux mille/dix mille etc...

Slide 30 - Slide

150 cent cinquante 160 cent soixante
170 cent soixante-dix
180 cent quatre-vingts (hier extra s want er staat geen telwoord achter 20)
181 cent quatre-vingt-un 
(hier geen s achter vingt want er staat 1 achter vingt. 
cent quatre 104 is groter dan 100, dans geen streepje
quatre-vingt kleiner dan 100 dus -
vingt-un kleine dan 100 dus -
190 cent quatre-vingt-dix
200 deux cents (hier wel een s want er staat geen ander telwoord achter honderd en
geen - want het telwoord is groter dan 100.      201 deux cent un
(geen s opschrijven achter cent want er staat een andere telwoord:1 en deux cent is groter dan 100 dus geen -, cent un is groter dan 100  dus geen -)

Slide 31 - Slide

Hoe schrijf je een telwoord in het Frans?  Net zo als in het Nederlands. Jij begint van links naar rechts. B.V.:
21555
-een en twintig duizend (vingt et un mille)
-vijf honderd (cinq cent)
-vijf en vijftig (cinquante cinq)
en nu de streepje in het Frans:
 jij neemt de telwoorden 2 per 2, jij kijk of ze groter dan 100 zijn =geen streepje, kleiner dan 100 zijn= wel een streepje

vingt et un mille cinq cent cinquante cinq
vingt et un mille cinq cent cinquante-cinq
vingt et (hier staat et dus geen -)
et un (hier staat et dus geen -)
un mille (1+1000  groter dan 100 dus geen-)
mille cinq (1000+5=groter dan 100 geen streepje)
cinq cent (500= groter dan 100 geen streepje)
cent cinquante (100+50=groter dan 100 geen streepje)
cinquante cinq(50+5=kleiner dan 100 dus wel een streepje

Slide 32 - Slide

Schrijf het telwoord 444444 in het Frans 

Slide 33 - Slide

444.444
quatre cent quarante quatre mille quatre cent quarante quatre
nu de streepjes: je neemt van links naar rechts 2 telwoorden, jij kijkt of ze groter of kleiner dan 100 zijn:
groter geen -
kleiner wel -


444444 streepjes

Slide 34 - Slide

Schrijf het telwoord in het Frans 149674

Slide 35 - Slide

149674
 149 duizend= cent quarante neuf mille
674=six cent soixante quatorze 
en nu de streepjes
149674 streepjes

Slide 36 - Slide

Slide 37 - Video

le verbe aller + le futur proche
le verbe aller + le futur proche
Qu'est ce que tu aimes?
phrases à répéter

Slide 38 - Slide

Slide 39 - Video

Faire des biscuits
Als je niet weet wat je moet doen dit week-end, kan je gaan bakken! Op de volgende dia vind je het recept van de "petits gateaux pour le thé"
Gebruik google translate om de woordjes en de zinnen te vertalen in het NL.
Maak vervolgens een foto van je koekjes

Slide 40 - Slide

ingrédients:
150 g de farine
50 g de beurre
100 g de sucre
2 cuillères à soupe de cannelle en poudre ou sucre vanillé
5 cl de crème (allégée si on veut)

Slide 41 - Slide

Préparation:10 min 
Cuisson: 7 ' 
Préchauffer le four à 180°C 
Avec la farine, le sucre, la cannelle et le beurre coupé en petits morceaux, faire une pâte sablée (comme pour un crumble).
Ajouter la crème fraîche et 


Note de l'auteur


pétrir  pour obtenir une boule de pâte qui ne colle pas, (ajouter éventuellement un peu de farine) et étaler au rouleau en une couche fine (3mm d'épaisseur).
Avec un verre, découper des cercles que l'on dispose sur un papier cuisson, mettre ua four 6 à 7'  

Slide 42 - Slide