Breuken en procenten

Procenten
1 / 13
next
Slide 1: Slide
RekenenMBOStudiejaar 1

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 20 min

Items in this lesson

Procenten

Slide 1 - Slide

verhoudingen
sommige verhoudingen kun je opschrijven in een breuk én in een percentage.

"8 op de 10 volwassenen eet niet elke dag vlees"

de verhouding is 8 op de 10
de breuk is             (dit spreek je uit als acht tiende)
het kommagetal is (8:10 =) 0,8
het percentage is (0,8 x 100 =) 80%

Slide 2 - Slide

Rekenen met procenten
Van procent naar aantal:
Er zijn 5289 studenten verbonden aan het Regio College.
86% van de studenten koopt wel eens iets in de kantine of uit de automaat.
Hoeveel studenten zijn dit?
Berekening:

Of
                                                 5289  studenten x 0,86 = 4.548,54

Slide 3 - Slide

Vorige week kwamen er gemiddeld 61% van de 236 studenten van deze opleiding naar de les.
Hoeveel studenten waren er aanwezig? (rond af op een heel getal)

Slide 4 - Open question

Op een nieuwe telefoon van € 600,- krijg je 15% korting. Hoeveel is 15% van €600?

Slide 5 - Open question

van aantal naar %

Een aantal kun je omrekenen naar een percentage:
In deze klas van 15 studenten hebben 3 studenten een eigen auto. Hoeveel procent is dat?
Deel :  Totaal x 100%                   of                   3 past 5x in 15
3 : 15 x 100%                                                          3 is 1/5 deel van 15
20%                                                                 het % wat bij 1/5 hoort is 20%
                                                                                         (1/5 van 100% is 20%)

Slide 6 - Slide

Van de 75 fietsen hier in de stalling, staan er 25 niet op slot. Hoeveel % is dit? (rond af op een heel getal)

Slide 7 - Open question

Van de 40 docenten, werken er 4 op een eigen (privé) laptop. Hoeveel % is dit?

Slide 8 - Open question

% stijging of daling
Als je twee getallen hebt en je wilt uitrekenen met hoeveel procent iets is gedaald of gestegen, bereken je dat als volgt:



Positief getal > toename
Negatief getal > afname

Slide 9 - Slide

Voorbeeld:
- In 2020 was het minimumloon voor 17 jarigen € 3,83 per uur
- In 2023 is het minimumloon voor 17 jarigen € 4,41
Met welk percentage is het minimumloon gestegen?
 nieuw 4,41 - oud 3,83 = 0,58
gedeeld door oud > 0,58 : 3,83 = 0,15
x 100% > 0,15 x 100 = 15%. 
Dit is een positief getal en dus een stijging. 

Slide 10 - Slide

Ik had in januari €550,- op mijn spaarrekening staan. Nu, drie maanden later, heb ik €775,- op mijn spaarrekening staan. Met hoeveel % is mijn spaargeld gestegen?
Rond af op een heel cijfer (geen decimalen)

Slide 11 - Open question

In 2023 kwamen er 975 bezoeker naar de open dag. Tot nu toe zijn er in 2024 745 bezoeker geweest op de open dag. Met hoeveel % is het aantal bezoekers gedaald?
(rond af op een heel cijfer, geen decimalen)

Slide 12 - Open question

Tompouce
a. wat betaal je voor:
1 tompouce                               6 tompoucen
2 tompoucen                            7 tompoucen
3 tompoucen                            8 tompoucen
4 tompoucen                            9 tompoucen
5 tompoucen                            10 tompoucen

b. als je geen korting zou krijgen, wat betaal je dan voor 10 tompoucen?
c. Hoeveel % korting heb je uiteindelijk bij 10 tompoucen?

Slide 13 - Slide