Grammatica zinsdelen les 6: Hoofdzinnen en bijzinnen onderscheiden

Grammatica zinsdelen les 6: Hoofdzinnen en bijzinnen 
Welkom havo 3. Volg het stappenplan, dan maken we er een goede les van.

Stap 1: Doe de telefoon in de telefoontas.
Stap 2: Pak je laptop, leesboek en schrift.
Stap 3: Log in bij LessonUp met je eigen naam.
1 / 16
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Grammatica zinsdelen les 6: Hoofdzinnen en bijzinnen 
Welkom havo 3. Volg het stappenplan, dan maken we er een goede les van.

Stap 1: Doe de telefoon in de telefoontas.
Stap 2: Pak je laptop, leesboek en schrift.
Stap 3: Log in bij LessonUp met je eigen naam.

Slide 1 - Slide

Verander zin van tijd, hoe veel persoonsvormen kan je vinden: Het weerbericht voorspelde noodweer, maar dat viel gelukkig mee.

Slide 2 - Open question

Wat ga je doen?
Leerdoel: Ik kan hoofdzinnen en bijzinnen onderscheiden en het soort bijzin benoemen in enkelvoudige en samengestelde zinnen.
Hoe bereik je dit doel?
  • Lezen
  • Huiswerk controleren: Les 5 bijvoeglijke bepaling en bijstelling
  • Uitleg: enkelvoudige zinnen en samengestelde zinnen
  • Uitleg: constructies: één hoofdzin, hoofdzin+hoofdzin, hoofdzin+ bijzin, bijzin+hoofdzin
  • Soorten bijzinnen
  • Huiswerk: Les 6: Hoofdzinnen en bijzinnen + soorten bijzinnen

Slide 3 - Slide

Lezen uit je leesboek
timer
5:00

Slide 4 - Slide

Controle huiswerk: opdr. 1
Opdracht 1: Noteer de bijvoeglijke bepalingen.
1. Allernieuwste --> smartphone
2. Hippe --> telefoon, belangrijke --> rol, veel -->kinderen.
3. Sommige --> leerlingen, van 12 --> leerlingen, mobiele --> telefoon
4. Lege --> batterij, behoorlijk -->drama
5. Maandelijkse -->zakgeld, groot --> deel
6. Onmisbaar --> mobieltje

Slide 5 - Slide

Opdracht 2 zin 1
1. De openbare bibliotheek in Den Haag/ ligt/ in het hart van de stad.
Pv: ligt
Ow: de openbare bibliotheek in Den Haag
Wg: ligt
Ng: X
Lv: X
Mv: X
Vv: X
Bwb: in het hart van de stad
Bvb: van de stad  in het hart, in Den Haag  de openbare bibliotheek

Slide 6 - Slide

Opdracht 2 zin 2
2. Na een korte inspectie /bleek /de Gorinchemse Merwedebrug /onveilig te zijn.
Pv: bleek
Ow: de Gorinchemse Merwedebrug
Wg: X
Ng: Bleek [ onveilig] te zijn
Lv: X
Mv: X
Vv: X
Bwb: Na een korte inspectie
Bvb: korte  inspectie, Gorinchemse  Merwdebrug

Slide 7 - Slide

Opdracht 2 zin 3
3. Gooi /je lege blikjes /niet /in deze ongerepte natuur.
Pv: gooi
Ow: je lege blikjes
Wg: gooi
Ng: X
Lv: X
Mv: X
Vv: X
Bwb: niet, in deze ongerepte natuur
Bvb: lege blikjes, ongerepte  natuur.

Slide 8 - Slide

Opdracht 2 zin 4
4. Tegenwoordig/ luistert/ iedereen in de trein /naar zijn eigen muziekje.
Pv = luistert
Ow= iedereen in de trein
Wg = luistert
Ng= x
Lv = X
Mv= X
Vv = naar zijn eigen muziekje
Bwb = tegenwoordig
Bvb= in de trein  iedereen, eigen  muziekje

Slide 9 - Slide

Opdracht 3
Opdracht 3: Noteer de bijstellingen uit de zinnen.
1. Een Fiat
2. Ongewenste mail
3. De uitvinder van de brandslang
4. Een rode paddenstoel met witte stippen

Slide 10 - Slide

Enkelvoudige zinnen en samengestelde zinnen
Enkelvoudige zin: Een zin met maar 1 persoonsvorm.
Samengestelde zin: een zin met meerdere persoonsvormen.
Hoe weet je of een zin enkelvoudig is of samengesteld?
1. Verander de zin van tijd. De werkwoorden die veranderen zijn de persoonsvormen. 
2. Ook herken je samengestelde zinnen aan voegwoorden en verwijswoorden als: en, dus, maar, want, of, omdat, terwijl, daarom , dat en die

Slide 11 - Slide

Is de volgende zin enkelvoudig of samengesteld? Ik zou op de fiets gaan, maar ik ging tocht met de auto.

Slide 12 - Open question

Hoofdzinnen en bijzinnen
Hoofdzin: Een stuk van de zin die het belangrijkst is.
Bijzin: Extra informatie in een zin
Hoe kom je erachter of je een hoofdzin of bijzin hebt?
1. Is je zin enkelvoudig? Dan heb je één hoofdzin.
2. Is je zin samengesteld? Dan kijk je naar het voegwoord. Bij de voegwoorden en, maar, want + of heb je de constructie hoofdzin+hoofdzin en een nevenschikkend voegwoord.
3. Is het een ander voegwoord, dan heb je een onderschikkend voegwoord. Maak een vraagzin. Het stuk dat vooraan komt is de hoofdzin. Rest is bijzin.

Slide 13 - Slide

Noteer de constructie van de volgende zin: Ik zou op de fiets gaan, maar ik ging tocht met de auto.
Doe het zo: hoofdzin+bijzin (bijvoorbeeld)

Slide 14 - Open question

Noteer de constructie van de volgende zin: Ik heb zin in de volgende les scheikunde, omdat we dan een practicum doen.

Slide 15 - Open question

Huiswerk
Les 6: Hoofdzinnen en bijzinnen onderscheiden

Planning:
25 januari Les 7: lijdende en bedrijvende vorm
29 januari: Les 8 werkwoordstijden
1 februari: Oefenles
5 februari: oefentoets
8 februari: echte toets


Slide 16 - Slide