H5.3 1-12 oefenen ter voorbereiding toets

H5.3 en voorbereiding
1 / 16
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

H5.3 en voorbereiding

Slide 1 - Slide

Inleiding 

Een tekst heeft altijd een inleiding, de eerste alinea. In de inleiding noemt de schrijver altijd het onderwerp van de tekst. Daarnaast trekt hij de aandacht van de lezer, zodat die nieuwsgierig wordt naar de rest van de tekst. De schrijver kan dat doen door:
• kort zijn mening te geven; hierdoor wordt de lezer nieuwsgierig naar de argumenten bij die mening;
• een vraag te stellen: hierdoor wordt de lezer nieuwsgierig naar het antwoord op die vraag.

• hij geeft een samenvatting van de tekst;
• hij geeft zijn conclusie;
• hij geeft een antwoord op de vraag uit de inleiding.
Niet elke tekst heeft een slot. Een nieuwsbericht op een website of in een krant heeft meestal alleen een inleiding en een kern.


Slide 2 - Slide

Stuur je een appberichtje aan een bekende, dan is die niet zomaar door derden te onderscheppen en te lezen. WhatsApp wordt namelijk beveiligd door versleuteling, ook wel encryptie genoemd. Maar hoe werkt dat eigenlijk?

Op welke twee manieren trekt de schrijver in deze inleiding de aandacht van de lezer?

Slide 3 - Open question


Digitaal geld is een stuk minder zichtbaar dan geld in je spaarpot of portemonnee. En online spullen kopen is makkelijker dan ooit. Kinderen die niet goed met geld leren omgaan, hebben later twee keer zo vaak schulden. Daarom is het belangrijk om kinderen al jong financiële vaardigheden bij te brengen.
Wat doet de schrijver in de inleiding?

Slide 4 - Open question

Slot
Het slot van een tekst is de laatste alinea. Hierin rondt de schrijver de tekst af. Hij kan dat op verschillende manieren doen:
• hij geeft een samenvatting van de tekst;
• hij geeft zijn conclusie;
• hij geeft een antwoord op de vraag uit de inleiding.
Niet elke tekst heeft een slot. Een nieuwsbericht op een website of in een krant heeft meestal alleen een inleiding en een kern.

Slide 5 - Slide

Uit welke tekstdelen bestaat een tekst in ieder geval?
A
Inleiding, kern, slot
B
Inleiding en kern
C
Inleiding en slot
D
kern en slot

Slide 6 - Quiz

Onderwerp
Zou je in ons land een dag en een nacht in het bos kunnen overleven? Niet omdat het moet, maar gewoon: omdat je er zin in hebt. Waar heb je dan méér last van: van de honger of van de kou?

Na het afscheid van boswachter Richard besluit ik dat ik niet in het bos ga overnachten. Slapen in een hut? Niets voor mij! Bovendien vertelde Richard dat er ’s nachts zwervers in het bos slapen. Ik besluit dus dat survival ook best thuis kan, met vrienden op de bank en een grote zak met beukennootjes uit het bos.

Slide 7 - Slide

Wat is het onderwerp van beide teksten?
A
boswachter Richard
B
overnachten in het bos
C
zwervers in het bos

Slide 8 - Quiz

inleiding/kern/slot?
Tekst 1 is waarschijnlijk de .......van een tekst, want er wordt een vraag gesteld.

Tekst 2 is waarschijnlijk de .......van een tekst, want er staat een conclusie in.

Slide 9 - Slide

Tekst 1 is waarschijnlijk de......van een tekst, want er wordt een vraag gesteld.

Tekst 2 is waarschijnlijk de...... van een tekst, want er staat een conclusie in.

Wat moet er op de puntjes? Noteer de twee antwoorden

Slide 10 - Open question

Zou je in ons land een dag en een nacht in het bos kunnen overleven? Niet omdat het moet, maar gewoon: omdat je er zin in hebt. Waar heb je dan méér last van: van de honger of van de kou?

Noem de drie signaalwoorden en de tekstverbanden.

Slide 11 - Open question

Een dag en een nacht in een Nederlands bos overleef je wel. Over eten hoef je je in elk geval geen zorgen te maken, want je kunt een hele tijd zonder. Het warm hebben (beschutting, vuur, kopje thee) is wél belangrijk als je het een beetje prettig wilt hebben. Kortom: voor iemand die in het bos wil overleven, is kou een groter probleem dan honger.

In welke zin staat de conclusie van de tekst? Noem het eerste woord van die zin....

Slide 12 - Open question

Wetenschappers hebben ontdekt dat een mier die voorkomt in de snikhete Saharawoestijn de allersnelste miersoort ter wereld is. Deze zilverkleurige insecten heten officieel cataglyphis bombycina. Ze kunnen tien keer sneller rennen dan Usain Bolt. Deze sprinter liep de 100 meter in exact 9,58 seconde. Hoe doen die mieren dat? En wat heb je aan deze informatie?
Wat doet de schrijver in de inleiding (twee dingen)

Slide 13 - Open question

De mieren rennen absurd hard over het brandende zand van de Sahara. Onderzoekers aan de universiteit in de Duitse stad Ulm gaven de insecten in de zinderende middagzon te eten. Daarnaast filmden ze de diertjes met een high speed-camera en klokten hun snelheid. Ook bekeken ze nauwkeurig alle metingen en beeldregistraties. Daaruit bleek dat de mieren een topsnelheid kunnen halen van circa 193 kilometer per uur.

Wat is de kernzin? Noteer de eerste twee woorden en de laatste twee woorden van die zin.

Slide 14 - Open question

De mieren rennen absurd hard over het brandende zand van de Sahara. Onderzoekers aan de universiteit in de Duitse stad Ulm gaven de insecten in de zinderende middagzon te eten. Daarnaast filmden ze de diertjes met een high speed-camera en klokten hun snelheid. Ook bekeken ze nauwkeurig alle metingen en beeldregistraties. Daaruit bleek dat de mieren een topsnelheid kunnen halen van circa 193 kilometer per uur.

Welk tekstverband zit er in deze alinea en welke signaalwoorden horen daarbij?

Slide 15 - Open question

Maak nu zelf opdrachten 10,11,12

Slide 16 - Slide