H7 B3 (3 GL)

Duurzame landbouw
1 / 34
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo b, k, gLeerjaar 3

This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Duurzame landbouw

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Planning
Leerdoelen
Herhalen
Uitleg
Aan de slag
Afsluiting

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Leerdoelen
Aan het einde van de les….

Kun je de kenmerken van bestrijdingsmiddelen en biologische bestrijding noemen.
Kun je vormen van landbouw beschrijven waarbij minder stoffen aan het milieu worden onttrokken of toegevoegd.

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Je ziet hier meerdere voedselketens. In de voedselketen is aangegeven wie door wie opgegeten wordt.
Wie staat er aan het eind van deze voedselketen?
A
algen
B
kikker
C
vis
D
reiger

Slide 4 - Quiz

This item has no instructions

Een voorbeeld van een teenganger is een...
A
mens
B
paard
C
beer
D
hond

Slide 5 - Quiz

This item has no instructions

Wat is een voedselketen die uit meerdere voedselketens bestaat?
A
Een voedselweb.
B
Een voedselpiramide.
C
Een voedselkringloop.
D
Een voedselnetwerk.

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions

Een piramide van biomassa geeft aan hoe groot de biomassa is..
A
in elke schakel van de voedselketen
B
in elke schakel van een ecosysteem
C
in elke schakel van een energie keten

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions

Wat neemt de plant op van de stikstofkringloop?
A
Nitriet
B
Water
C
Glucose
D
Nitraat

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

Temperatuur is geen biologische factor
A
Goed
B
Fout

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

Hoe heet deze snavel?
A
kegelsnavel
B
pincet snavel
C
priemsnavel
D
haaksnavel

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

In de koolstofkringloop worden door veel organismen stoffen verbrand. Welke organismen in de koolstofkringloop doen aan verbranding?
A
planten
B
dieren
C
dieren en schimmels
D
zowel planten, dieren als schimmels

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

Hoe heet deze snavel?
A
priemsnavel
B
kegelsnavel
C
pincetsnavel

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

Wat heb je niet nodig voor fotosynthese?
fotosynthese:
koolstofdioxide + water + licht => glucose + zuurstof

Mineralen zijn nodig om van glucose eiwitten en vetten te maken, maar dat is geen fotosynthese
A
zuurstof
B
zonlicht
C
water
D
koolstofdioxide

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

Gangbare landbouw
Intensieve veehouderij: het houden van veel dieren van één soort.
Voordelen: hoge productie van vlees, melk of eieren. De prijs voor de consumenten is laag.
Nadelen: mestoverschot, welzijn van de dieren, uitstoot van stoffen in de lucht.
Monocultuur: verbouwen van één soort gewas.
Voordelen: meer opbrengst.
Nadelen: meer plagen, en slechter voor het milieu.


Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Chemische bestrijding
Pesticiden: gewasbeschermingsmiddelen om ziekten en plagen te voorkomen.
Voordeel: werken snel en goed.
Nadeel: niet selectief en er kan resistentie optreden en bio-accumulatie.



Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Niet-selectief
Niet-selectief: de pesticiden doden alle dieren op de planten. Ook de nuttige zoals bijen en lieveheersbeestjes.



Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Bio-accumulatie
Bio-accumulatie: het gif hoopt op in het vetweefsel waardoor de dieren aan het einde van de voedselketen dood gaan.

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Resistentie
Resistentie: dieren worden ongevoelig voor het bestrijdingsmiddel, ze zijn dan resistent tegen het middel.

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Biologische bestrijding
1: Vruchtwisseling
2: Natuurlijke vijanden
3: Lokken

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Vruchtwisseling
Vruchtwisseling (wisselteelt): niet twee jaar achter elkaar het zelfde soort gewas op een bepaald stuk grond.

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Natuurlijke vijanden
Natuurlijke vijanden: dieren die van nature vijanden zijn van de schadelijke soort.

Bijvoorbeeld de sluipwesp die wordt ingezet, dood de larven van de witte vlieg.

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Lokken
Lokken: Lokken van schadelijke insecten met geuren of geluiden. 

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Biologische landbouw
Biologische landbouw: Dier en milieu staan centraal:
- Er worden geen chemische bestrijdingsmiddelen en kunstmest gebruikt.
-Dieren lopen los.
- Er wordt alleen gebruikt gemaakt van biologische bestrijdingsmiddelen.
- De gewassen worden verbouwd op kleine stukken grond met vruchtwisseling.
- Er wordt gebruikgemaakt van groenbemesting. 

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Kringloop landbouw
Kringlooplandbouw: alle stoffen worden hergebruikt in een kringloop.

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

Precisielandbouw
Precisielandbouw: vorm van landbouw waarbij elk deel van de akker precies de juiste hoeveelheid water, mest en bestrijdingsmiddelen krijgt.

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

Verticale landbouw
Verticale landbouw: verticaal kweken van gewassen.

Slide 26 - Slide

This item has no instructions

Opdrachten blz 158                        Zorg dat je 13 bloemen maakt
1 bloem: 1,2                                        Klaar? Lees en maak paragraaf 2 
2 bloemen:,3,5,6,7,8
3 bloemen : 4
Intensieve veehouderij: het houden van veel dieren van één soort. Voordelen: hoge productie van vlees, melk of eieren. De prijs voor de consumenten is laag. Nadelen: mestoverschot, welzijn van de dieren, uitstoot van stoffen in de lucht. Monocultuur: verbouwen van één soort gewas. Voordelen: meer opbrengst. Nadelen: meer plagen, en slechter voor het milieu.
Pesticiden: gewasbeschermingsmiddelen om ziekten en plagen te voorkomen. Voordeel: werken snel en goed. Nadeel: niet selectief en er kan resistentie optreden en bio-accumulatie.
Niet-selectief: de pesticiden doden alle dieren op de planten. Ook de nuttige zoals bijen en lieveheersbeestjes
Bio-accumulatie: het gif hoopt op in het vetweefsel waardoor de dieren aan het einde van de voedselketen dood gaan.
.

Slide 27 - Slide

14 bloemen

Opdrachten blz 158                          Zorg dat je 13 bloemen maakt
1 bloem: 1,2                                          Klaar? Lees en maak paragraaf 2
2 bloemen:,3,5,6,7,8
3 bloemen : 4
Resistentie: dieren worden ongevoelig voor het bestrijdingsmiddel, ze zijn dan resistent tegen het middel.
Vruchtwisseling (wisselteelt): niet twee jaar achter elkaar het zelfde soort gewas op een bepaald stuk grond.
Natuurlijke vijanden: dieren die van nature vijanden zijn van de schadelijke soort.
Lokken: Lokken van schadelijke insecten met geuren of geluiden. 
Biologische landbouw: Dier en milieu staan centraal: - Er worden geen chemische bestrijdingsmiddelen en kunstmest gebruikt. -Dieren lopen los. - Er wordt alleen gebruikt gemaakt van biologische bestrijdingsmiddelen. - De gewassen worden verbouwd op kleine stukken grond met vruchtwisseling. - Er wordt gebruikgemaakt van groenbemesting. 


Slide 28 - Slide

14 bloemen

Opdrachten blz 158                        Zorg dat je 13 bloemen maakt
1 bloem: 1,2
2 bloemen:,3,5,6,7,8
3 bloemen : 4
Kringlooplandbouw: alle stoffen worden hergebruikt in een kringloop
Precisielandbouw: vorm van landbouw waarbij elk deel van de akker precies de juiste hoeveelheid water, mest en bestrijdingsmiddelen krijgt.
Verticale landbouw: verticaal kweken van gewassen.

Slide 29 - Slide

14 bloemen

hhttps://schooltv.nl/video-item/wat-is-verticale-landbouw-een-verticale-boerderij-om-ruimte-te-besparen

Slide 30 - Slide

This item has no instructions

Wat voor soort landbouw?

Slide 31 - Slide

This item has no instructions

Welk nadeel van bestrijding is dit?

Slide 32 - Slide

This item has no instructions

Wat voor soort landbouw?

Slide 33 - Slide

This item has no instructions

Wat voor soort landbouw?

Slide 34 - Slide

This item has no instructions