This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.
Lesson duration is: 180 min
Items in this lesson
Module C2 Periode 12, week 1
Angststoornissen
Zelf verwondend gedrag
en automutilatie
Slide 1 - Slide
Leerdoelen
De student kan:
Verschillende benamingen bij het begrip zelf verwondend gedrag onderscheiden
Benoemen wat zelf verwondend gedrag inhoudt en welke vormen zich kunnen voordoen
De belangrijkste vpk interventies bij zelf verwondend gedrag benoemen
Kan uitleggen wat een angststoornis inhoudt
De belangrijkste vpk interventies een angststoornis benoemen
Slide 2 - Slide
Angst:
“gevoel van beklemming, vrees, onveiligheid of onzekerheid” (van Dale)
Slide 3 - Slide
Angst heeft een signalerende functie, net als pijn
A
Juist
B
Onjuist
Slide 4 - Quiz
Angst & fysiologie
Een angstprikkel geeft 2 reacties in het zenuwstelsel:
Een reflexmatige reactie op een prikkel (stressor), gaat via het autonome zenuwstelsel een puls naar het bijniermerg:
Het bijniermerg geeft via de bloedbaan een shot met o.a. adrenaline af, die het lichaam in staat van paraatheid brengt bij dreigend gevaar
Het lichaam komt onder stress (fight or flight)
Slide 5 - Slide
Slide 6 - Slide
Wanneer spreek je van een angststoornis?
Slide 7 - Slide
Heb jij ergens angst voor?
Slide 8 - Slide
Oorzaken die bijdragen
Biologische (fysieke) kwetsbaarheid.
Genetische componenten
Traumatische ervaringen
Aangeleerde angst
Het is aangetoond dat vermijding leidt tot een versterking van problemen.
Slide 9 - Slide
Kennen jullie iemand met een angststoornis?
Slide 10 - Slide
Prevalentie
Slide 11 - Slide
Slide 12 - Video
DSM 5 - criteria
“Een excessieve angst en bezorgdheid die gedurende minstens zes maanden vaker wel dan niet aanwezig zijn en betrekking hebben op een aantal gebeurtenissen of activiteiten.
“De betrokkene vindt het moeilijk om zijn of haar bezorgdheid onder controle te houden.”,
“De angst en bezorgdheid gaan gepaard met minimaal drie van de volgende zes symptomen: rusteloosheid; snel vermoeid raken; moeite met concentreren; prikkelbaarheid; spierspanning; slaapstoornis.”
“De angst, de bezorgdheid of de lichamelijke klachten veroorzaken beperkingen in het sociale of beroepsmatig functioneren of in het functioneren op andere belangrijke terreinen.”
“De stoornis kan niet beter worden verklaard door een andere psychische stoornis.”
Slide 13 - Slide
Fobie
Er is geen reële bedreiging
De zorgvrager weet dat de angst ongegrond is en schaamt zich meestal.
Symptomen:
paniekaanvallen (met hyperventilatie)
vermindering in functioneren
beperking in het beleven van plezier/geluk
vermijdingsgedrag
Slide 14 - Slide
Opdracht
1. Ga op zoek naar naar informatie over de volgende angststoornissen en geef bij elke stoornis een voorbeeld:
Separatieangststoornis
Selectief mutisme
Specifieke fobie
Sociale-angststoornis
Paniekstoornis
Agorafobie
Gegeneraliseerde-angststoornis
Angststoornis door een middel/medicatie
Angststoornis door een somatische aandoening
Andere gespecificeerde angststoornis
Ongespecificeerde angststoornis
2. Wat zijn mogelijkheden voor therapie/behandeling bij deze angststoornissen?