This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
Verkeer
Slide 1 - Slide
Voorrangsweg. Als je rijdt (fietst), moet je voorrang krijgen van iedereen die uit de zijweg komt rijden.
Einde voorrangsweg.
Als je rijdt (fietst), moet je voorrang krijgen van iedereen die van links en rechts komt rijden.
Je moet voorrang geven aan iedereen die van links of rechts komt rijden. Bij dit bord staan altijd haaientanden op het wegdek.
Stopbord. Als je rijdt (fietst), moet je stoppen voor de stopstreep. Ook als er niets aan komt rijden. Geef voorrang aan iedereen die van links of rechts komt rijden.
Slide 2 - Drag question
Slide 3 - Slide
Hoe wordt de voorrang op dit kruispunt nu geregeld?
A
Met verkeerslichten
B
Met voorrangsborden
C
Met lichten en borden
Slide 4 - Quiz
Wie mag er nu voorgaan?
A
Finn
B
Esmee
Slide 5 - Quiz
Waar
Niet waar
Als verkeerslichten werken, gelden de verkeersborden niet
De voorrangsborden en haaientanden gelden ook als de verkeerslichten werken.
De voorrangsborden gelden op dit kruispunt als het verkeerslicht voor jou oranje wordt.
Als alle verkeerslichten oranje knipperen of niet branden, gelden de voorrangsborden.
Slide 6 - Drag question
Slide 7 - Slide
Wie doet het goed?
A
Daniël
B
Simone
C
Fatima
Slide 8 - Quiz
Waarom doen Daniël en Simone het niet goed?
Slide 9 - Slide
Vroeger waren niet alle spoorwegovergangen goed beveiligd. Hier zie je zo'n overgang. Hoe wist je dat er een trein aankwam?
Waar
Niet waar
De bomen gingen dicht
Er klonk een geluidssignaal
Er knipperden rode lichten
Slide 10 - Drag question
Bijna alle spoorwegovergangen zonder bomen zijn inmiddels omgebouwd en daar zijn nu spoorbomen gekomen. Waarom zou dit zijn gedaan denk je?
Slide 11 - Open question
Slide 12 - Slide
Welke tekens op het wegdek gelden nu niet? Leg je antwoord uit.