H4 De arbeidsmarkt (KB)

HOOFDSTUK 4
DE ARBEIDSMARKT
1 / 26
next
Slide 1: Slide
MaatschappijkundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 70 min

Items in this lesson

HOOFDSTUK 4
DE ARBEIDSMARKT

Slide 1 - Slide

4.1 Wat is de arbeidsmarkt?
  • Vraag
  • Aanbod

--> De vraag naar arbeidskrachten en het aanbod van arbeidskrachten.

Slide 2 - Slide

Vraag en aanbod
Vraag naar arbeidskrachten: alle mensen die nodig zijn om het werk in de samenleving uit te voeren.

Aanbod van arbeidskrachten: alle personen tussen 15 en 67 jaar die minimaal 12 uur per week voor werk beschikbaar zijn.

Slide 3 - Slide

Arbeidsverdeling
Verdelen van werk over personen, beroepen en functies. Zonder arbeidsverdeling zou je alles wat je nodig hebt om te leven zelf moeten maken.


Arbeidssectoren 
1. Primaire sector:  grondstoffen en voedsel 

2. Secundaire sector: verwerken grondstoffen (in fabrieken) 

3. Tertiaire sector: verkopen producten (in winkels/horeca), handel, transport. (commerciële dienstensector)

4. Quartaire sector: diensten zonder winst (zorg/scholen/brandweer) 
(dienstensector)

Slide 4 - Slide

Maatschappelijke klasse
Werk in sectoren heeft invloed op de maatschappelijke positie. Door je maatschappelijke positie behoor je tot een maatschappelijke klasse.

Bij welke maatschappelijke klasse je hoort, wordt bepaald door : kennis (opleiding), salaris (inkomen), leidend gevende functies = macht.
Er bestaat dus ongelijkheid tussen mensen door hun opleiding en het beroep dat zij hebben. Dit noemen we sociale ongelijkheid: inkomen, kennis en macht zijn niet gelijk verdeeld over mensen.

Slide 5 - Slide

Maken
H4 vraag 9, 10, 12, 13 en 15

Slide 6 - Slide

Weet je het nog?

Slide 7 - Slide

Op de arbeidsmarkt is er vraag en aanbod naar werk.
A
waar
B
niet waar

Slide 8 - Quiz

Bij een tekort op de arbeidsmarkt zijn er te veel ....
A
banen.
B
werknemers.
C
werkzoekenden.
D
werklozen.

Slide 9 - Quiz

Hoe is de arbeidsmarkt voor leraren?
De vraag is ....... dan het aanbod
A
groter
B
kleiner

Slide 10 - Quiz

Welke arbeidssector zie je op de achtergrond?
A
Primaire sector
B
Tertiaire sector
C
Secundaire sector
D
Quartaire sector

Slide 11 - Quiz

Welke arbeidssector zie je op de achtergrond?
A
Primaire sector
B
Tertiaire sector
C
Secundaire sector
D
Quartaire sector

Slide 12 - Quiz

Lesdoel
Na deze les kun jij vertellen en uitleggen welke ontwikkelingen er op de arbeidsmarkt zijn.
Wat gaan we doen?
Uitleg 4.2
Maken van vragen in boek
Afsluiting

Slide 13 - Slide

4.2 Ontwikkelingen arbeidsmarkt
De arbeidsmarkt staat nooit stil en is altijd in beweging.
Drie ontwikkelingen:
  • werkgelegenheid verandert voortdurend.
  • Flexibel werken is toegenomen.
  • Veel meer werk via computers.

Slide 14 - Slide

Werkgelegenheid
  • Werkgelegenheid verschilt per baan. Nu zijn er veel docenten nodig.
  • Afhankelijk van economie (crisis of niet)
  • Komst van machines en robots heeft ervoor gezorgt dat er sommige banen minder of niet meer nodig zijn. Denk aan de postbode

Slide 15 - Slide

Flexibel werken
Er is een toename van flexibel werken: wisselende werktijden en op wisselende werkplekken werden.
Voorbeelden: 
- niet meer elke dag van 09.00 tot 17.00 werken op een vaste plek.
- thuiswerken

Slide 16 - Slide

Werken met computers
  • Computers zijn niet meer weg te denken op de werkvloer.
  • Automatisering v/d productie = mensen worden vervangen door computers.
  • Informatisering van arbeid = alle informatie op papier wordt gedigitaliseerd en is makkelijker toegangelijk voor werknemers.

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Video

Voordelen automatisering
- Saai, zwaar, vies en ongezond werk wordt overgenomen door computers.
- Minder kosten voor de werkgevers (niet elke maand salaris betalen)
Nadelen automatisering
- Mensen bewegen steeds minder en dat is ongezond. 
- Mensen raken hun baan kwijt.

Slide 19 - Slide

Aan de slag!
Maak vraag  16 , 17 en 18 

Slide 20 - Slide

Wat betekent flexibel werken?
A
hoe lenig je bent
B
of je ook in het weekend en 's avonds kan werken
C
of je fulltime wilt werken
D
of je in de ochtend wilt werken.

Slide 21 - Quiz

Werken op oproepbasis is een voorbeeld van flexibel werken
A
Juist
B
Onjuist

Slide 22 - Quiz

Wat betekent automatisering?
A
Dat alles vanzelf gaat.
B
Alle apparaten werken automatisch.
C
Als machines en computers het werk overnemen van mensen

Slide 23 - Quiz

Wat is een voordeel van automatisering?
A
Mensen raken hun baan kwijt.
B
Mensen hoeven niet meer veel te bewegen.
C
Mensen hoeven geen zwaar en vies werk meer de doen.
D
Mensen hoeven niet meer te werken.

Slide 24 - Quiz

Welk gevolg heeft automatisering voor de werkgelegenheid?
A
Er komt meer werk voor ongeschoolde werknemers
B
Er komt meer werk voor deskundig personeel
C
Bedrijven produceren minder en hebben minder personeelnodig

Slide 25 - Quiz

Computers en machines hebben het werk van mensen overgenomen. Dit noemen we:
A
machinewerk
B
overname
C
werkversnelling
D
automatisering

Slide 26 - Quiz