Les 9: laatste les voor proefwerk

havo/vwo-1 chapitre 3
Werkwijze:
In deze les komen de verschillende grammatica-onderdelen terug.
Je gaat eerst de uitleg lezen, daarna ga je een aantal opdrachten maken.

Maak de opdrachten en kijk of je de grammatica toe kunt passen.

Check aan het einde van de LessonUp het leerwerk + verwachting voor het proefwerk!
1 / 18
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

havo/vwo-1 chapitre 3
Werkwijze:
In deze les komen de verschillende grammatica-onderdelen terug.
Je gaat eerst de uitleg lezen, daarna ga je een aantal opdrachten maken.

Maak de opdrachten en kijk of je de grammatica toe kunt passen.

Check aan het einde van de LessonUp het leerwerk + verwachting voor het proefwerk!

Slide 1 - Slide

Répéter:
grammaire D
Dit hoofdstuk leren we het werkwoord 'être' (zijn).


Net zoals het werkwoord 'avoir' (uit chapitre 1), is 'être' (zijn) een onregelmatig werkwoord.

Het volgende rijtje moet je dus goed kennen!

Slide 2 - Slide

Grammaire D:
het werkwoord 'être'
Het rijtje hieronder moet je kennen voor het SO en het proefwerk, het is een kwestie van stampen!

je suis                  --> ik ben
tu es                    --> jij bent
il/elle/on est          --> hij/zij/men is

nous sommes         --> wij zijn
vous êtes              --> u bent/jullie zijn
ils/elles sont          --> zij zijn (meervoud)
c'est                     --> het is

Slide 3 - Slide

Grammaire D:
een praktische tip
Wanneer je in de zin niet een persoonlijk voornaamwoord ziet staan, is het soms lastig om te weten welke uitgang je moet invullen..

Daarom: een tip!

Bij 1 naam: de il/elle/on-vorm
Bij le/la/l': de il/elle/on-vorm

Bij 2 namen: de ils/elles-vorm
Bij les/des: de ils/elles-vorm

Slide 4 - Slide


Vul de juiste vorm in van het werkwoord être

Vous ________________ en vacances?

Slide 5 - Open question



Vul de juiste vorm in van het werkwoord être.

Oui, nous ________________ au camping.

Slide 6 - Open question


Vul de juiste vorm in van het werkwoord être

Je ________________ à la réception.

Slide 7 - Open question



Vul de juiste vorm in van het werkwoord être

Les toilettes ________________ où?

Slide 8 - Open question

Répéter:
grammaire H
In dit grammatica-onderdeel gaat het om het bezittelijk voornaamwoord.

Bijvoorbeeld:
- mijn mobiele telefoon
- jouw boek
- zijn tas.

In het Frans bestaat daarvoor het volgende schema, die je goed moet kennen!

Slide 9 - Slide

Grammaire H:
het schema

Slide 10 - Slide

Grammaire H:
de toepassing
Om te weten welke vorm van het bezittelijk voornaamwoord je in moet vullen: kijk je dus naar het zelfstandig naamwoord erachter.

1. Is deze mannelijk? Dan vul je de mannelijke vorm in.
Deze vind je in de eerste kolom van het schema.
2. Is deze vrouwelijk? Dan vul je de vrouwelijke vorm in.
Deze vind je in de tweede kolom van het schema.
3. Is deze meervoud? Dan vul de meervoudsvorm in.
Deze vind je in de derde kolom van het schema.
4. Begint deze met met a/e/i/o/u/h en staat het in het enkelvoud?
Om klinkerbotsing te voorkomen, gebruiken we dan de mannelijke vorm.

Slide 11 - Slide


Vertaal het bezittelijk naamwoord tussen haakjes en zet hem in de juiste vorm.

Amélie et (haar) ____ frère habitent en France. Il s'appelle Alex.

Slide 12 - Open question


Vertaal het bezittelijk naamwoord tussen haakjes en zet hem in de juiste vorm.

(hun) _________ appartement est très moderne.

Slide 13 - Open question


Vertaal het bezittelijk voornaamwoord tussen haakjes en zet hem in de juiste vorm.

Amélie fait (haar) ______ devoirs dans la cuisine. Les devoirs sont trop!

Slide 14 - Open question


Vertaal het bezittelijk voornaamwoord tussen haakjes en zet hem in de juiste vorm.

Je suis toujours devant (mijn) ______ ordinateur.

Slide 15 - Open question

Wat kunnen jullie op het proefwerk verwachten? (1)
Opdracht 1: écouter
- Geef van elke stelling aan of deze vrai of faux is.
- Luister naar de docent en vul (in het Nederlands) de juiste dag en tijd in.

Opdracht 2: vocabulaire
- Combineer steeds 2 woorden met elkaar en leg uit waarom je dat doet.

Opdracht 3: grammaire
- Zet in elke zin de juiste vorm van het werkwoord être.
- Vertaal het bezittelijk voornaamwoord tussen haakjes en zet deze in de juiste vorm.





Slide 16 - Slide

Wat kunnen jullie op het proefwerk verwachten? (2)

Opdracht 4: phrases clés
- Vertaal de zinnen in het Frans. Let op: soms moet je één of twee woorden aanpassen.

Opdracht 5: lire
- Geef het juiste antwoord op de meerkeuzevragen. Je vindt de antwoorden in de tekst.

Slide 17 - Slide

Les devoirs
Komende les:
- Proefwerk chapitre 3

Apprendre (leren):
- voca A, B, E & F (Frans-Nederlands & Nederlands-Frans)
- phrases clés C & G (Nederlands-Frans)
- grammaire D (het werkwoord être)
- grammaire H (het bezittelijk voornaamwoord)

Slide 18 - Slide