L2 Kortfilms vergelijken (p. 18-25)

pag. 18
1 / 32
next
Slide 1: Slide
NederlandsSecundair onderwijs

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

pag. 18

Slide 1 - Slide

Geef het grootste verschil tussen een kortfilm en een gewone film.

Slide 2 - Open question

Slide 3 - Slide

Waarover denk je dat het verhaal zal gaan?

Snel klaar: oef 3b-c-d in boek.

Slide 4 - Open question

Slide 5 - Video

oefening 4 en 5 (p. 19)
Bespreek met je buur:
- Waarom is de jongen eerst boos als hij ziet dat het hondje gehandicapt is?
- Vond je het einde van het verhaal verrassend? Waarom?
timer
3:00

Slide 6 - Slide

oefening 6 (p. 19)
a) Kies 2 vragen over de film (onderaan pag.19 - pag. 20). 
b) Beantwoord de vragen.
c) Geef één duidelijk argument. 
timer
3:00

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

oefening 6 (p. 19)
  • Heeft de kortfilm je anders doen nadenken over handicap, gezin of huisdieren?
  • Begrijp je de reactie van het hoofdpersonage?
  • Heb je ooit al eens iemand uitgesloten omdat die persoon een beperking had / heb je je al eens uitgesloten gevoeld?
  • Vond je het een mooie film?

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

tegenspeler

nevenpersonage

hoofdpersonage
zoontje
moeder
hondje

Slide 11 - Drag question

oefening 9 (p. 21-22
  1. Nummer de scènes van 1 tot 10.
  2. Schrijf naast elke scène in één korte zin wat er gebeurt. 
timer
3:00

Slide 12 - Slide

Even herhalen
  • protagonist
  • antagonist
  • nevenpersonage
  • chronologisch verloop
pag.22

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Bekijk de affiche. Wat zal er gebeuren in de kortfilm?

Slide 16 - Open question

Slide 17 - Video

oefening 3 (p. 23)
Bespreek met je buur en vul je cursus in.
a) Hoe oud schat je het hoofdpersonage in bij de start van de film?
b)  Wat is zijn grote droom?
c)  Hoe wil hij die droom bereiken?
timer
3:00

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

oefening 4 (p. 23)
Verdeel de woorden over 4 groepen.
Woorden:
  • die ik nog nooit gehoord heb
  • die ik al gehoord heb, maar niet begrijp
  • die ik begrijp als ik ze hoor/lees, maar niet gebruik
  • die ik begrijp en zelf gebruik
timer
3:00

Slide 20 - Slide

oefening 4 (p. 23)
  1. Vergelijk met jouw buur.
  2. Leg elkaar de betekenis uit.
  3. Zoek de betekenis op van woorden die jullie allebei niet begrijpen.  
timer
3:00

Slide 21 - Slide

Welke eigenschappen passen bij het hoofdpersonage?

Slide 22 - Mind map

mondeling
oefening 5
Vind je het een realistisch verhaal of niet? 

oefening 6 Eindbeeld: raket vliegt door de lucht
a) Wie zit erin? Beschrijf het personage in detail
b) Hoe kun je dit verklaren?

Slide 23 - Slide

Waarom laat de regisseur ons achter met vragen?

Slide 24 - Open question

Slide 25 - Slide


A
The Present
B
Coin Operated

Slide 26 - Quiz


A
The Present
B
Coin Operated

Slide 27 - Quiz


A
The Present
B
Coin Operated

Slide 28 - Quiz


A
The Present
B
Coin Operated

Slide 29 - Quiz


A
The Present
B
Coin Operated

Slide 30 - Quiz

Verzin een leuke alternatieve titel voor 1. The Present en 2. Coin Operated.

Slide 31 - Open question

Schrijfoefening 2

Slide 32 - Slide