Examentraining - Lange teksten met meerdere vragen (2025)

How to pass your English reading test.
 
Longer texts with multiple questions
1 / 12
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 4

This lesson contains 12 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

How to pass your English reading test.
 
Longer texts with multiple questions

Slide 1 - Slide

Goal for today
I know how to work with long(er) texts with multiple question.

Slide 2 - Slide

Er zijn drie soorten vragen in het examen leesvaardigheid:




Er zijn twee soorten teksten in het lezen van Engelse teksten:
- Korte teksten met één vraag
- Lange teksten met meerdere vragen
Er zijn een aantal soorten vragen die zowel bij korte als bij lange teksten kunnen voorkomen:
- Meerkeuze-vragen
- Open vragen
- Volgorde-vragen
- Juist/onjuist vragen 


Slide 3 - Slide

Lange teksten met meerdere vragen

1)  Lees eerst de tekst globaal door. Zorg dat je weet waar het over gaat en waar welke informatie staat. Zoek nog geen woorden op in je woordenboek terwijl je leest!
2)  Lees de eerste vraag. Vaak staat er bij in welke alinea het antwoord te vinden is. 
3) Lees nogmaals die alinea (nu aandachtiger!) en arceer de zin(nen) waarvan je denkt dat daar het antwoord staat. Zoek woorden op in je woordenboek die je echt niet begrijpt.
4) Ga terug naar de vraag en kies/formuleer je antwoord.
5) Doe hetzelfde met de volgende vraag/vragen.

 

Slide 4 - Slide

Meerkeuzevragen

1)  Lees de vraag. Bedenk daarna de mogelijke antwoorden. 
2) Lees de alinea/het gearceerde stukje waar het antwoord staat.
3) Formuleer het antwoord op de vraag in je eigen woorden. Kijk dan pas bij de mogelijke antwoorden. Kies het antwoord wat het dichtste bij jouw eigen antwoord komt. Dit is bijna altijd het juiste antwoord!
4) Weet/ken je een woord niet in de mogelijke antwoorden? Zoek die dan op in je woordenboek.
5) Ga niet de andere antwoorden ook nog allemaal vergelijken met ‘jouw’ antwoord, dat brengt je vaak alleen maar in de war. Vertrouw er op dat jouw eigen geformuleerde antwoord juist is!
 

 

Slide 5 - Slide

Open vragen

1)  Lees de vraag. Lees de alinea/het gearceerde stukje waar het antwoord staat.
2) Bij een Nederlandse vraag moet je een Nederlands antwoord geven! Antwoorden in het Engels zijn dan automatisch fout!
3) Als er staat ‘leg uit waarom …’ dan MOET je dus in het Nederlands antwoorden. 
4) Als er staat ‘citeer de zin …’ dan moet je uiteraard wel Engels gebruiken.
5) Als er staat ‘citeer het woord …’, schrijf dan ook maar één Engels woord op. Bij meerdere Engelse woorden telt alleen het eerste woord.
 
 

 

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Lees eerst de tekst globaal
Voorkennis activeren: Kijk naar foto en titel, wat weet je al? 

Globaal lezen:  Lees de eerste en de laatste zin van elke alinea.
Bepaal voor iedere alinea de hoofdgedachte (kernzin).
Als je de tekst globaal gelezen hebt, weet je wat de hoofdzaken van de tekst zijn. Je weet ook welk gedeelte van de tekst je eventueel intensief wilt lezen.

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Vraag 1: Lees de vraag. Bedenk daarna de mogelijke antwoorden. 
Lees daarna de alinea/het gearceerde stukje waar het antwoord staat.

Slide 10 - Slide

1. Bij meerkeuze vragen kijk je altijd of je de woorden in de vragen kent, ken je ze niet? Pak het woordenboek erbij.
2. Lees de tekst.
3. Welke antwoorden kunnen sowieso niet? Streep die weg.
4.  Maak de keus tussen de laatste twee, onderstreep WAAROM in de tekst. 

Slide 11 - Slide

Maak nu de tekst zelf af!
Gebruik de woordenlijst in je mail voor de laatste vraag van "Jamaican bobsledders train for the olympics"

Op het leerhuis heb je nodig:
1. Je leestekst
2. Je antwoordenblad
3. Een woordenboek
Meer niet. 

Slide 12 - Slide