Samenvatting Regeling

1 / 33
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Op welke manier leidt een prikkel tot een impuls? Gebruik 88F
Geef daarbij antwoord op de volgende vragen:

Wanneer leidt een prikkel tot een impuls?
Welke stoffen bepalen de voortgeleiding van de impuls?
Waardoor wordt de snelheid bepaald?
Noem de namen van de 3 typen zenuwcellen


Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

zet de onderdelen in de juiste volgorde

Slide 5 - Slide

1
2
3
4
5
spierspoeltje
motorisch axon
grijze stof ruggenmerg
cellichaam sensorisch axon
motorisch eindplaatje

Slide 6 - Drag question

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

dip veroorzaakt door depolarisatie of hyperpolarisatie en meer of minder neurotransmitter wordt afgegeven
A
depolarisatie meer
B
depolarisatie minder
C
hyperpolarisatie meer
D
hyperpolarisatie minder

Slide 13 - Quiz

Slide 14 - Slide


A
ACh langer in synapsspleet
B
ACh remmers depolariseren post synaptisch membraan
C
losmaken antistofmoleculen van ACh receptoren

Slide 15 - Quiz

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide


A
D=convergerend V= divergerend
B
D=divergerend V= convergerend
C
D= sterker convergerend
D
D= sterker divergerend

Slide 18 - Quiz

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Beschrijf twee natuurlijke situaties waarbij de bloedsuikerspiegel tijdelijk stijgt. Benoem bijbehorend hormoon of orgaan

Slide 21 - Open question

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

zet de onderdelen in de juiste volgorde

Slide 24 - Slide

1
2
3
4
5
spierspoeltje
motorisch axon
grijze stof ruggenmerg
cellichaam sensorisch axon
motorisch eindplaatje

Slide 25 - Drag question

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Slide


A
animaal 1 autonoom 2,3
B
animaal 2 autonoom 1,3
C
animaal 1,3 autonoom 2
D
animaal 2,3 autonoom 1

Slide 28 - Quiz

Slide 29 - Slide

Slide 30 - Slide

Slide 31 - Slide

dip veroorzaakt door depolarisatie of hyperpolarisatie en meer of minder neurotransmitter wordt afgegeven
A
depolarisatie meer
B
depolarisatie minder
C
hyperpolarisatie meer
D
hyperpolarisatie minder

Slide 32 - Quiz

Slide 33 - Slide