220506_ToonmomentDuidelijkeInstructietaalWoodwize_D

Toonmoment Vorming Duidelijke Instructietaal
1. Mogelijke inhoud
2. Verdere afspraken




Welke inhoud vind je interessant?
Kan deze inhoud aan bod komen in de mentoropleiding?

1 / 49
next
Slide 1: Slide
Hoger onderwijs

This lesson contains 49 slides, with interactive quizzes, text slides and 6 videos.

Items in this lesson

Toonmoment Vorming Duidelijke Instructietaal
1. Mogelijke inhoud
2. Verdere afspraken




Welke inhoud vind je interessant?
Kan deze inhoud aan bod komen in de mentoropleiding?

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Slide 2 - Video

This item has no instructions

Aan de slag: LessonUp
1. Surf naar 'lessonup.app'.
2. Geef de code onderaan in.
3. Log in en typ je naam.
4. Je doet mee met de presentatie.

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Duidelijke instructietaal?

Slide 4 - Mind map

This item has no instructions

Slide 5 - Video

This item has no instructions

Slide 6 - Slide

Link naar document in Google Drive:
https://docs.google.com/document/d/14giF18ZQTHLYHADZbK5C5775QRjKgC1g/edit?usp=sharing&ouid=103035239519306540757&rtpof=true&sd=true 
1. Maak je zinnen zo kort en simpel mogelijk.

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

2. Gebruik simpele transparante woorden

Slide 8 - Slide

Turks onthaal + zelf lijst laten aanleggen
3. Maak je zinnen actief

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

6. Gebruik geen onnodige vaktaalwoorden

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

9. Geef de leerling voldoende tijd om na te denken en te antwoorden.

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

11. Begin niet luider te spreken

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Slide 13 - Video

This item has no instructions

Slide 14 - Video

This item has no instructions

12. Spreek geen dialect.

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Slide 16 - Video

Maria en Soumaya aan het woord
13. Gebruik geen Tarzantaal.

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Slide 18 - Video

This item has no instructions

14. Leg nieuwe of moeilijke woorden uit.
1. Inzicht: belang woordenschat -> inleefoefening + quiz
2. Technieken om woordenschat uit te leggen
3. Leerlingen ondersteunen in het bijhouden/inoefenen nieuwe woordenschat

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Inleefoefening: woordenschat

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Inleefoefening: woordenschat
  • Vul de slurpie met 4 centimeter oziewozie. 
  • Meet na met de stabeo.
  • Voeg 10 inimini’s blageood toe.
  • Kreool de blageood door de oziewozie.
  • Giet de oleo op de gekleurde oziewozie tot vlak onder de rand.
  • Voeg de moenga toe. 



Slide 21 - Slide

Vul het glas 4 cm met water. Gebruik de liniaal.
Doe er 10 druppels kleurstof bij.
Roer de kleurstof door het water.
Giet de olie op het gekleurde water in het glas tot vlak onder de rand.
Doe de vitamine C-bruistablet erbij. 

Vraag vorminggever: Wat kan helpen om de instructie helder te krijgen? WOORDKAARTJES

glas = slurpie
water = oziewozie
kleurstof = blageood
vitamine C- bruistablet = moenga
olie = oleo
liniaal = stabeo
 






Slide 22 - Slide

Vraag: Welke woorden hebben jullie onthouden? Hoe komt het dat je het ene woord beter onthoudt dan het andere?
Antwoord:
Sommige woorden kan je uit de context afleiden (bv. ‘stabeo’ -> je weet dat het iets is om mee te meten)
Je kan een link leggen met een reeds verworven woord (bv. ‘slurpie’ -> je kent het woord ‘slurpen’, dus je kan je voorstellen dat het met drinken te maken heeft; ‘oleo’ -> op basis van de klank leg je de link met ‘olie’)
Hoe slaan we woorden op?
       * Woordvorm: woorden ophalen o.b.v. begin-, midden- en eindklank (rijm, ritmiek)
* Betekenis: schoolse kennis = hiërarchisch opgebouwd (vanaf 7 jaar -> kind leert hiërarchisch structureren)
Hoe woorden terugvinden in het mentale lexicon?
Productief taalgebruik: betekenissen onder woorden brengen, automatisering + vaste combinaties zijn geprefabriceerd
Receptief taalgebruik: woorden identificeren en interpreteren, we koppelen de vorm aan elementen in het lexicon
Ook: oefening baart kunst, woorden die we frequent gebruiken, kunnen we sneller ophalen
Hoe woorden in het mentale lexicon vasthouden en weer terugvinden?
Herhaling: woorden gaan beklijven en zullen de ‘ophaalbaarheid’ vergroten
Woorden in verschillende contexten behandelen -> zo: verbinding maken met andere woorden in het lexicon
Betekenisrelaties met neven-, boven- en onderschikking leggen (hyponiemen, hyperoniemen, synoniemen)
Hoe bouwen anderstaligen hun woordenschat op?
Woord moedertaal = woord in de andere taal, alleen de vorm verschilt
MAAR: vaak zijn woorden niet volledig te vertalen (ruimer of minder breed concept)
Aanhaking bij het netwerk van de eerste taal is niet altijd mogelijk
Woordenschatuitbreiding = inbedding in een bepaalde structuur, GEEN opeenstapeling van woorden 

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

De lavalamp

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

Hoeveel woorden kent een gemiddelde Vlaming?
A
10 000
B
30 000
C
40 000
D
80 000

Slide 26 - Quiz

This item has no instructions

Hoeveel woorden kan een OKAN-leerling na 1 jaar OKAN productief gebruiken?
A
3000
B
5000
C
7000
D
10000

Slide 27 - Quiz

This item has no instructions

Hoeveel woorden heb je nodig om sociaal zelfredzaam te zijn?
A
2000
B
5000
C
7000
D
11000

Slide 28 - Quiz

This item has no instructions

Hoeveel nieuwe woorden kan je in
1 uur verwerven?
A
5
B
10
C
15
D
20

Slide 29 - Quiz

This item has no instructions

Ervaringsoefening: woordenschat
Leg uit aan een leerling hoe je een dubbele pen en gatverbinding moet lijmen. Welk materiaal heb je nodig? Hoe doe je het? 
Let op: Je legt alles uit in het Engels


Welke woorden weet je niet? Schrijf ze op.

Slide 30 - Slide

Materiaal: lijmklem, houtlijm, houten hamer, winkelhaak, pennen
Algemene beroepstaal: lijmen, klemmen

Inoefenen vaktaal
1. Total Physical Response TPR
Neem de hamer. Leg de langgatboormachine in de kast. Neem drie vijzen. 
2. Woordkaartjes met benamingen materiaal
de lamellenfrees, de lintzaagmachine, de houtdraaibank, de schuurmachine, de vandikteschaaf, de afkortzaag, de meubelplaat, de winkelhaak
3. Uitleg  Wat is het verschil tussen een spookschaaf en blokschaaf?
4. Algemene Beroepstaal
uithollen, meten, verschil, schuin, recht, richting, schuren, ... vastschroeven, stofvrij



Slide 31 - Slide

Woordkaartjes: bij materiaal leggen

Verschil spookschaaf en blokschaaf: Met een spookschaaf werk je naar je toe, met de blokschaaf van je af.
Weź młotek 

Slide 32 - Slide

Neem de hamer (Pools)
Woordenschat leerling
1. Calepino
3. DeepL 


Slide 33 - Slide

This item has no instructions

15. Controleer of de leerling het begrepen heeft.
Begrijp je het? 

Slide 34 - Slide

Vraag: Leg het nog eens uit. of Wat moet je gaan halen? of Herhaal even wat je moet doen? NIET Heb je het begrepen? Gevaar op ‘ja-knikken’  
16. Verbeter op een respectvolle manier of geef feedback
Een of oneens? 

"Een leerling verbeter je best niet al te vaak. Zo creëer je spreekangst."

Slide 35 - Slide

Deelnemers zijn verdeeld in 2 kampen: ‘eens’ en ‘oneens’. De deelnemers van het ene kamp geven argumenten voor hun standpunt om zo anderen uit het andere kamp te proberen overtuigen naar hun kamp te komen. 


Slide 36 - Slide

Niet helemaal juist want feedback op vorm en inhoud is essentieel voor het leerproces.
Als je niet weet dat je fouten maakt dan kun je jezelf ook niet verbeteren. Fouten raken ingeslepen in geheugen en dan wordt het steeds moeilijker ze af te leren
Voorkom dat een cursist spreekangst ontwikkelt:
Veilige manier van feedback geven is belangrijk (parafraseren bijvoorbeeld).
Afspreken wanneer en op welke manier je fb geeft, benadruk dat fouten maken ok is
Bevestig ook goede antwoorden!
Geef FB vanuit de ik-vorm
Wel: vermijd feedback op taal wanneer er andere collega’s bij staan
Corrigeer taalfouten op een positieve manier
Indirecte feedback? 
17. Stimuleer werknemers om te spreken

Slide 37 - Slide

Sluit aan bij het creëren van een positief klimaat -> dit kan samen met de stelling rond spreekangst besproken worden (zie tip 16) 
18. Oefen gesprekken op voorhand.

Slide 38 - Slide

Werkvorm: 
* brainstorm met de groep over welke gesprekken de cursisten moeten voeren (bv. telefoongesprekken, gesprekken met externen, werkoverleg of vergaderingen), geef fiches met standaardformuleringen, zorg voor een spreekschema waar nodig (bv. Vast stramien bij telefoongesprek) 
* ervaringsoefening in het Duits -> telefoongesprek
19. Laat werknemers zoveel mogelijk aan het woord.

Slide 39 - Slide

Werkvorm: brainstorm -> Hoe kan ik de leerling zoveel mogelijk aan het woord laten?
Vraag: Wat doe je? Hoe doe je dat?
Sociale babbel tijdens middagpauze stimuleren. Bij gebrek aan inspiratie, kan je bv. met woordkaartjes werken (materiaal conversatietafels), ganzenbord met verschillende gespreksonderwerpen, ...)
20. Organiseer taalcontact
1. Taalmeter/peter
2. Conversatie-activiteiten

Slide 40 - Slide

This item has no instructions

21. Vereenvoudig en herschrijf veel gebruikte teksten

Slide 41 - Slide

Werkvorm:
Inleidend: filmpje
Op voorhand verzamelen welke geschreven teksten de leerlingen moeten lezen, samen aanduiden wat moeilijk leesbaar is en dit herschrijven
Inleidend:  

http://www.klaretaalrendeert.be/op_het_werk/onthaal 

De tandwielpomp

Slide 42 - Slide

https://huisnederlandsbrussel.sharepoint.com/:w:/r/sites/teamtaalbeleid/_layouts/15/Doc.aspx?sourcedoc=%7B36505CA1-930B-53A3-9ED5-075713530422%7D&file=Opdracht%20tandwielpomp.docx&action=default&mobileredirect=true
De tandwielpomp
Bij eenvoudige systemen met lage werkdruk (maximaal 140 tot 180 bar) wordt de tandwielpomp veelvuldig toegepast. De tandwielpomp is een eenvoudige, betrouwbare, minder vuilgevoelige en relatief goedkope hydropomp. De tandwielen worden in de aangegeven draairichting aangedreven. Aan de zuigzijde draaien de tanden uit elkaar; er onstaat een volumevergroting waardoor er olie wordt aangezogen. Aan de perszijde grijpen de tanden in elkaar waardoor de
olie de persleiding in wordt verdrongen. De olie wordt dus via de buitenomtrek van de tandwielen van zuig-naar perszijde getransporteerd. De druk aan perszijde wordt bepaald door de weerstand die de olie in het hydraulische systeem ondervindt. De belangrijkste weerstand is de belasting op de aan te drijven hydromotor of cilinder. De onderdruk aan zuigzijde mag nooit groter worden dan ca. 0,1 tot 0,2 bar daar er anders gevaar voor cavitatie bestaat.   





Slide 43 - Slide

https://huisnederlandsbrussel.sharepoint.com/:w:/r/sites/teamtaalbeleid/_layouts/15/Doc.aspx?sourcedoc=%7B36505CA1-930B-53A3-9ED5-075713530422%7D&file=Opdracht%20tandwielpomp.docx&action=default&mobileredirect=true

Deze slide op papier
Een paar vragen
  • Waarvoor kan je een tandwielpomp gebruiken?
  • Maak een tekening van een tandwielpomp en geef met pijlen aan hoe de vloeistof er doorheen stroomt.
  • Leg uit waarom een vloeistof in een tandwielpomp niet kan terugvloeien naar de toevoer.
  • Verklaar met je eigen woorden: zuigzijde, perszijde, persleiding  





Deze opdracht maak je alleen

Slide 44 - Slide

This item has no instructions

Slide 45 - Slide

This item has no instructions

Slide 46 - Slide

This item has no instructions

Ondersteuning leerling: inoefenen informeel spreken

Slide 47 - Slide

Vanuit stageplaatsen krijgen we wel vaker feedback dat laagtaalvaardige leerlingen niet zo goed in de groep liggen, omdat ze niet geïnteresseerd lijken in een conversatie. Mentoren kunnen de leerlingen helpen om sociale gesprekken in te oefenen; Vanuit ons team oefenkansen hebben we hier verschillende leuke werkvormen voor, die bv. tijdens de pauze kunnen worden ingezet. Hier zien jullie bv. enkele leuke kaartjes uit een 'babbeldoos' die aanleiding kunnen geven tot een gesprek.

Wat doe jij graag in jouw vrije tijd?
Waar woon je?
Wanneer kan jij relaxen?

Slide 48 - Slide

This item has no instructions

Bedankt!

Slide 49 - Slide

This item has no instructions