Planmatig werken

• Zorg en Welzijn
• Praktijkonderwijs
• Leerjaar 1

Leefruimten schoonmaken 2

Leerdoelen:

Je kan ergonomisch werken.

Je kan in de juiste volgorde werken

Je kan een schoonmaakplan maken.

Wat is een goede lichaamshouding? (ergonomie)

Ergonomie

Ergonomisch werken = een goede lichaamshouding.

Zo belast je je lichaam zo weinig mogelijk.

Je zorgt er bijvoorbeeld voor dat de stang van de stofzuiger lang genoeg is (boven je schouder)

Bij het stoffen:

1. werk ik met een rechte rug
2. werk ik met een gebogen rug
3. zak ik door de knieën als ik laag moet stoffen

Bij het stofzuigen:

1. werk ik met een rechte rug
2. werk ik met een gebogen rug
3. zak ik door mijn knieën

Bij het werken met een stofwisser:

1. werk ik met een rechte rug
2. werk ik met een gebogen rug
3. zak ik door mijn knieën als ik laag moet stoffen

Bij het vervangen van het vuile doekje van de stofwisser:

1. werk ik met een rechte rug
2. werk ik met een gebogen rug
3. zak ik door mijn knieën

Opdracht

Werk in tweetallen

Maak een foto hoe je niet ergonomisch stofzuigt of stofwist.

EN

Maak een foto hoe je wel ergonomisch stofzuigt of stofwist.

Plak deze op een A3 papier en hang deze op het bord.

Je hebt hier 15 minuten de tijd voor.

Volgorde van schoonmaken

Juiste volgorde van schoonmaken:
- Eerst droog, dan nat
- Eerst het vuile werk, dan het minder vuile werk
- Van boven naar beneden

Wat doe je eerst?

1. stofzuigen
2. afstoffen

Wat doe je eerst?

1. ramen lappen
2. dweilen

Wat doe je eerst?

1. afnemen met een vochtige doek
2. afstoffen

Planmatig werken

Voordat je begint met schoonmaken maak je eerst een plan.

Je schrijft op wat je doet, wat je daarbij nodig hebt, in welke volgorde en hoe lang je er over doet.

Opdracht planmatig werken

Pieter moet zijn kamer opruimen. Hij moet ook stoffen, stofzuigen en dweilen. Hij wil graag weten hoe hij dit handig en snel kan doen. Daarom heeft hij een schoonmaakplan nodig.

Vul het schoonmaakplan zelfstandig en in stilte in.

Ben je klaar? Leg je pen neer en wacht tot iedereen klaar is.

Uitwisselen

Hang de schoonmaakplannen op het bord.

Kijk naar het plan van je klasgenoten.

Welke overeenkomsten zie je?

Welke verschillen zie je?