Verkleinwoorden groep 6

Verkleinwoorden
Verkleinwoorden
huisje
kaboutertje
duimpje
1 / 16
next
Slide 1: Slide
NederlandsBasisschoolGroep 6

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Verkleinwoorden
Verkleinwoorden
huisje
kaboutertje
duimpje

Slide 1 - Slide

verkleinwoorden

Slide 2 - Mind map

Verkleinwoorden
Met een achtervoegsel (iets wat je aan een woord plakt) kun je van een woord een verkleinwoord maken. 

Hoofdregel = je schrijft het verkleinwoord zoals je het uitspreekt. 

Slide 3 - Slide

Verkleinwoorden
  • De meeste verkleinwoorden zijn eenvoudig te maken:

bank - bankje
film - filmpje
tafel - tafeltje
slang - slangetje

Slide 4 - Slide

-nkje of -etje
  • Bij verkleinwoorden die eindigen op -ng, schrijf je -nkje of -etje. 

Voorbeelden: 
poging - poginkje
wang - wangetje 
woning - woninkje 

Slide 5 - Slide

-aatje, -eetje, -ootje, -uutje
  • Bij verkleinwoorden die eindigen op een lange klinker (a, é, o, u), verdubbel je die klinker aan het eind van het woord. 

Voorbeelden: 
oma - omaatje 
café - cafeetje 
auto - autootje 
paraplu - parapluutje 

Slide 6 - Slide

-ietje 
  • Bij verkleinwoorden die eindigen op een i, schrijf je -ietje.

Voorbeelden: 
taxi - taxietje 
ski - skietje 


Slide 7 - Slide

-y'tje, -u'tje 
  • Bij verkleinwoorden die eindigen op een -y (met een medeklinker ervoor) of bij woorden die eindigen op een -u (die je uitspreekt als een oe), schrijf je een apostrof. 

Voorbeelden: 
baby - baby'tje 
lolly - lolly'tje
sudoku - sudoku'tje 
spray - spraytje!!!


Slide 8 - Slide

-'je, -'tje
  • Bij cijfer- en letterwoorden, schrijf je ook een apostrof. 

Voorbeelden: 
mp3 - mp3'tje
s - s'je 
usb - usb'tje 



Slide 9 - Slide

-tje
-etje

-je
-'tje
bikini
trolley
douche
hoed
pony
verhaal
behang
A4

Slide 10 - Drag question

Wat is het verkleinwoord van...
ballon?

Slide 11 - Open question

Wat is het verkleinwoord van...
la?

Slide 12 - Open question

Wat is het verkleinwoord van...
radio?

Slide 13 - Open question

Wat is het verkleinwoord van...
jongen?

Slide 14 - Open question

Wat is het verkleinwoord van...
app?

Slide 15 - Open question

timer
1:00
Schrijf zoveel mogelijk verkleinwoorden op.

Slide 16 - Mind map