Bijvoeglijk naamwoord + pouvoir

Bienvenue!
1 / 30
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 35 min

Items in this lesson

Bienvenue!

Slide 1 - Slide

Lesdoel
Aan het eind van deze les kun je de bijvoeglijk naamwoorden gebruiken in het Frans  en ken je het onregelmatige werkwoord 'pouvoir'  (apprendre 6).

Slide 2 - Slide

Welke bijvoeglijk naamwoorden
ken je in het Nederlands?

Slide 3 - Open question

Het bijvoeglijk naamwoord

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Video

L'adjectif qualifier
  1.  Je kent de verschillende vormen van het bijvoeglijk naamwoord.
  2.  Je weet op welke plaats het bijvoeglijk naamwoord komt.

Slide 7 - Slide

Het bijvoeglijk naamwoord
Standaard regel: 

Mannelijk enkelvoud: -
Vrouwelijk enkelvoud: + e
Mannelijk meervoud: + s
Vrouwelijk meervrouw: + es

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Uitzonderingen
  • Een bijvoeglijk naamwoord eindigt al op een -e: jaune, orange, rouge --> er komt geen extra -e bij!
  • Een bijvoeglijk naamwoord eindigt al op een -s: français, anglais, neerlandais --> er komt geen extra -s bij!

1. Un livre .....................
2. Carte ......................

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Het stappenplan voor het delend lidwoord
Stap 1: Zelfstandig naamwoord mannelijk? --> -
Stap 2: Zelfstandig naamwoord vrouwelijk? --> e
Stap 3: Zelfstandig naamwoord mannelijk meervoud? --> s
Stap 4: Zelfstandig naamwoord vrouwelijk meervoud? --> es
Stap 5: Bijvoeglijk naamwoord uit het rijmpje? Ja -> voor het zelfstandignaamwoord
Stap 6: Bijvoeglijk naamwoord uit het rijmpje? Nee -> achter het zelfstandignaamwoord

Slide 13 - Slide

Vous êtes prêts ?
Nu volgen een paar vragen om te kijken of je het begrepen hebt.
Bonne chance !

Slide 14 - Slide

De auto is grijs
La voiture est .........
A
grise
B
gris
C
grisse
D
grises

Slide 15 - Quiz

Een blauwe hemel
Un ciel ............
A
bleue
B
bleues
C
bleus
D
bleu

Slide 16 - Quiz

Een groot huis
Une ..... maison
A
grande
B
grand
C
grandes
D
grands

Slide 17 - Quiz

Dat is een slecht idee
C'est une ....... idée .........
A
C'est une idée mauvaise
B
C'est une mauvaise idée
C
C'est une mauvais idée
D
C'est une idée mauvais

Slide 18 - Quiz

De docenten zijn blij
Les profs sont ...........
A
content
B
contentess
C
contents
D
contente

Slide 19 - Quiz

Het is een Duits meisje
C'est une ......... fille ..........
A
c'est une fille allemand
B
c'est une allemande fille
C
c'est une allemand fille
D
C'est une fille allemande

Slide 20 - Quiz

Zij heeft twee rode jurken
Elle a deux ....... robes ...........
A
Elle a deux rouges robes
B
Elle a deux robes rouge
C
Elle a deux robes rouges
D
Elle a deux rouge robes

Slide 21 - Quiz

On continue avec le verbe irrégulier 'pouvoir'

Apprendre 6

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Video

Vous êtes prêts ?
Nu volgen er weer een paar vragen om te kijken of je het begrepen hebt.
Bonne chance !

Slide 24 - Slide

Vervoeg in de présent:
Mon frère ... (pouvoir) danser.
A
peux
B
peut
C
pouvons
D
pouvez

Slide 25 - Quiz

Vervoeg in de présent:

Vous ... (pouvoir) aller.
A
peux
B
pouvez
C
pouvent
D
peut

Slide 26 - Quiz

Vervoeg in de présent:
Mes parents ne ... (pouvoir) pas prendre ce risque.
A
peuvent
B
peut
C
peux
D
pouvons

Slide 27 - Quiz

Vervoeg in de passé composé:

J' ... ... (pouvoir).
A
Jai pu
B
Je ai pu
C
J'ai pu
D
J'ai pouvé

Slide 28 - Quiz

Vervoeg in de passé composé:

Tu ... ... ranger ?
A
Tu pu
B
Tu as pu
C
Tu as pouvé
D
Tu a pu

Slide 29 - Quiz

À la prochaine !

Slide 30 - Slide