4havo-05-08-22

1 / 40
next
Slide 1: Slide
B.najjaj@penta.nlMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 40 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Lesplan 
- DT-VT :  datum, het weer, se présenter. 
- MO   Lire+ vocabulaire thématique blz.101
- nakijken opdrachten 12 t/m 17
- uitleg: het bijvoeglijk naamwoord.  
- Nakijken  opdrachten 11At/m 11D
- leesdossier periode 1
- Huiswerk
Leren Ecrire + Vocabulaire thématique blz.101
Maken opdrachten 18At/m 18D 

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

C'est quel jour aujolurd'hui ? 

Slide 4 - Slide

C'est quel jour aujolurd'hui ?

Slide 5 - Open question

Quel temps fait- il ? 

Slide 6 - Slide

Quel temps fait- il ?

Slide 7 - Open question

Slide 8 - Slide

le chagrin

Slide 9 - Open question

le lieu

Slide 10 - Open question

la récré
A
het profiel
B
de pauze
C
lijken op
D
het brein

Slide 11 - Quiz

le cerveau

Slide 12 - Open question

continuer à

Slide 13 - Open question

le mode

Slide 14 - Open question

l'orientation(f)

Slide 15 - Open question

Slide 16 - Slide

opdrachten 12 t/m 17

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Link

Het bijvoeglijk naamwoord
Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een zelfstandig naamwoord.

De rode auto  -  De mooie fiets  -  De kleine trui

Slide 20 - Slide

Het bijvoeglijk naamwoord
In het Frans wordt het bijvoeglijk naamwoord aangepast aan het zelfstandig naamwoord.


                                                                            
Mannelijk enkelvoud
-
Vrouwelijk enkelvoud
e
Mannelijk meervoud
s
Vrouwelijk meervoud
es

Slide 21 - Slide

Het bijvoeglijk naamwoord
Let op!

Als het bijvoeglijk naamwoord al eindigt op een e komt er niet nog een e bij als het zelfstandig naamwoord vrouwelijk is. 

une question difficile / une question difficilee

Slide 22 - Slide

Het bijvoeglijk naamwoord
Let op!

Als het bijvoeglijk naamwoord al eindigt op een komt er niet nog een bij als het zelfstandig naamwoord vrouwelijk is. 

un garçon français / un garçon françaiss

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

Attention
  • Sommige bijvoeglijk naamwoorden hebben onregelmatige vormen!

Slide 25 - Slide

Onregelmatig
gros
grosse
gros
grosses
bon
bonne
bons
bonnes
dangereux
dangereuse
dangereux
dangereuses
heureux
heureuse
heureux
heureuses
sportif
sportive
sportifs
sportives
cher
chère
chers
chères
man. enk.
vr. enk.
man. mv.
vr. mv

Slide 26 - Slide

Helemaal onregelmatig
man. enk.
vr. enk.
man. mv.
vr. mv.
beau (bel)
belle
beaux
belles
nouveau (nouvel)
nouvelle
nouveaux
nouvelles
vieux (vieil)
vieille
vieux
vieilles

Slide 27 - Slide

Exemples
- Un bel objet.
- Un nouvel ordinateur.
- Un vieil homme.


Slide 28 - Slide

Het stappenplan voor het delend lidwoord
Stap 1: Is er sprake van een onregelmatig bijvoeglijk naamwoord?
Stap 2: Zelfstandig naamwoord mannelijk? --> -
Stap 3: Zelfstandig naamwoord vrouwelijk? --> e
Stap 4: Zelfstandig naamwoord mannelijk meervoud? --> s
Stap 5: Zelfstandig naamwoord vrouwelijk meervoud? --> es
Stap 6: Bijvoeglijk naamwoord uit het rijmpje? Ja -> voor het zelfstandignaamwoord
Stap 7: Bijvoeglijk naamwoord uit het rijmpje? Nee -> achter het zelfstandignaamwoord

Slide 29 - Slide

Vous êtes prêts ?
Nu volgen een paar vragen om te kijken of je het begrepen hebt.
Bonne chance !

Slide 30 - Slide

Een grote auto
Une ........ voiture
A
grande
B
grand
C
grandes
D
grands

Slide 31 - Quiz

Een dikke hond
Un ............ chien
A
grosse
B
grosses
C
groses
D
gros

Slide 32 - Quiz

Dat is een goed idee
C'est une ....... idée .........
A
C'est une idée bonne
B
C'est une bonne idée
C
C'est une bon idée
D
C'est une idée bon

Slide 33 - Quiz

De criminelen zijn gevaarlijk
Les criminels sont ...........
A
dangereuses
B
dangereuse
C
dangereux
D
dangereuxes

Slide 34 - Quiz

Het is een mooi meisje
C'est une ......... fille ..........
A
c'est une fille belle
B
c'est une beau fille
C
c'est une fille belles
D
C'est une belle fille

Slide 35 - Quiz

Dat zijn sportieve jongens.
Ce sont des .......... garçons ........
A
Ce sont des garçons sportives
B
Ce sont des garçons sportif
C
Ce sont des garçons sportifs
D
Ce sont des garçons sportive

Slide 36 - Quiz

Zij heeft blauwe ogen
Elle a les ....... yeux ........
A
Elle a les bleus yeux
B
Elle a les yeux bleus
C
Elle a les blue yeux
D
Elle a les yeux bleu

Slide 37 - Quiz

La fin
  1.  Je kent de verschillende vormen (man. enk., vr. enk., man. mv., vr. mv., uitzonderingen) van het bijvoeglijk naamwoord.
  2.  Je weet op welke plaats het bijvoeglijk naamwoord komt.

Slide 38 - Slide

Slide 39 - Slide

Slide 40 - Slide