Trede 10 Présent werkwoorden op -er, être, avoir, faire, aller

Trede 10 - Présent 
(werkwoorden op -er, être, avoir, aller, faire)
1 / 27
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Trede 10 - Présent 
(werkwoorden op -er, être, avoir, aller, faire)

Slide 1 - Slide

Les objectifs 
À la fin de la leçon ken/kun je: 
--> regelmatige Franse werkwoorden op -er en être, avoir, faire en aller herkennen in de tegenwoordige tijd. 
--> de regel van het vervoegen van de werkwoorden op -er en être, avoir, faire en aller.

Slide 2 - Slide

Regelmatige ww op -er
De meeste werkwoorden in het Frans eindigen op -ER
Bijvoorbeeld:
  • danser
  • travailler
  • donner
Bijna al deze werkwoorden worden op dezelfde manier vervoegd. Dit noemen we de regelmatige werkwoorden op-er. 

Slide 3 - Slide

De stam
De stam van het werkwoord maak je door -ER van het hele werkwoord af te halen. Later plak je hier de uitgangen achter...

Bijvoorbeeld:
parler --> parl
danser --> dans

Slide 4 - Slide

je (ik)
+ e
tu (jij)
+ es
il (hij)
+ e
elle (zij)
+ e
on (men/we)
+ e
nous (wij)
+ ons
vous (jullie/u)
+ ez
ils (zij, mnl)
+ ent
elles (zij, vrl)
+ ent
UITGANGEN

van de 
werkwoorden
op

-ER

Slide 5 - Slide

De uitgangen van regelmatige werkwoord op -er

Slide 6 - Slide

Sleep de uitgangen naar de juiste plek!

Je
Tu
Il
Nous
Vous
Ils
E
ES
E
ONS
EZ
ENT

Slide 7 - Drag question

donner - tu ...
A
donner
B
donne
C
donnes
D
donnons

Slide 8 - Quiz

demander - nous ...
A
demandez
B
demandent
C
demandons
D
demande

Slide 9 - Quiz

manger - je ...
A
manger
B
mangez
C
manges
D
mange

Slide 10 - Quiz

parler - vous ...
A
parlez
B
parlons
C
parlent
D
parle

Slide 11 - Quiz

danser - elle ...
A
dansons
B
danses
C
danse
D
dansez

Slide 12 - Quiz

je -parler

Slide 13 - Open question

nous - marcher

Slide 14 - Open question

ils - danser

Slide 15 - Open question

elle - danser

Slide 16 - Open question

Slide 17 - Slide

être - tu ...
A
suis
B
es
C
est
D
as

Slide 18 - Quiz

avoir - je ...
A
je suis
B
je avoir
C
j'ai
D
je as

Slide 19 - Quiz

faire - vous ...
A
faisons
B
faites
C
fait
D
fais

Slide 20 - Quiz

aller - elle ...
A
vas
B
allez
C
allons
D
va

Slide 21 - Quiz

je -faire

Slide 22 - Open question

nous - être

Slide 23 - Open question

ils - avoir

Slide 24 - Open question

elle - aller

Slide 25 - Open question

Ik ken de regel om regelmatige werkwoorden op -er te vervoegen.
😒🙁😐🙂😃

Slide 26 - Poll

Ik ken de regel om de werkwoorden être, avoir, faire en aller te vervoegen
😒🙁😐🙂😃

Slide 27 - Poll